Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
Aan het eind van deze les:
Hoe weet je of je een -t of -d schrijft?
Kijk naar de volgende filmpjes
Veel woorden eindigen aan het eind met een t-klank.
- Bij sommige woorden schrijf je de t-klank als een -t;
- Bij andere woorden schrijf je de t-klank als een -d.
Bij werkwoorden schrijf je de t-klank soms als -dt. Dat wordt in een andere les uitgelegd.
Woorden als:
staart - wit - kist
- (het is) gelukt - kast -
klant - zacht - kat - rit
Woorden als:
hond - wild - grond
- (ik ben) geslaagd - brand -
mond - kind - zand - goud
Als het woord géén persoonsvorm is, dan gebruik je de verlengproef om te horen of je een -t of een -d aan het eind van een woord moet schrijven. Bijvoorbeeld 2 honden dus 1 hond.
Je maakt het woord met een t-klank langer met -e, -en of -ig.
Je hoort dan of je een -t of een -d moet schrijven.
root of rood?
Langer maken met -e:
rode
Je hoort een -d, dus je schrijft ROOD
kast of kasd?
Langer maken met -en:
kasten
Je hoort een -t, dus je schrijft KAST
cookieTextcookieStatement