Les 2 steunles spelling (verlengingsregel)

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
Steunles spellingMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 1 - Diapositive

Spelling leerjaar 1 - les 2

Slide 2 - Diapositive

DOEL

VERLENGINGSREGEL (verlengproef)

KENNEN EN KUNNEN GEBRUIKEN

- je kunt bepalen of een woord op

een -t of een -d eindigt

Slide 3 - Diapositive

Een paar_ loopt graag in de wei
A
paard
B
paart

Slide 4 - Quiz

Een leeuw heeft een lange staar_
A
staard
B
staart

Slide 5 - Quiz

Een slak en een pa_ zijn graag 's nachts wakker
A
pad
B
pat

Slide 6 - Quiz

Het liefs_ eet ik chocolade-ijs
A
liefsd
B
liefst

Slide 7 - Quiz

De haan kraait vroeg in de ochten_
A
ochtend
B
ochtent

Slide 8 - Quiz

Welke regel heb je in de vorige vragen steeds toegepast?

Slide 9 - Carte mentale

Laatste letter: -t of een -d

Veel woorden eindigen aan het eind met een t-klank.

- Bij sommige woorden schrijf je de t-klank als een -t;

- Bij andere woorden schrijf je de t-klank als een -d.


Bij werkwoorden schrijf je de t-klank soms als -dt. Dat wordt in een andere les uitgelegd.


Slide 10 - Diapositive

t-klank: laatste letter een -t

Woorden als:


staart - wit - kist

- (het is) gelukt - kast -

klant - zacht - kat - rit


Slide 11 - Diapositive

t-klank: laatste letter een -d

Woorden als:


hond - wild - grond

- (ik ben) geslaagd - brand -

mond - kind - zand - goud


Slide 12 - Diapositive

Hoe weet je of je een -t of -d schrijft?

Kijk naar de volgende filmpjes

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Vidéo

VERLENGPROEF

Als het woord géén persoonsvorm is, dan gebruik je de verlengproef om te horen of je een -t of een -d aan het eind van een woord moet schrijven.


Je maakt het woord met een t-klank langer met -e, -en of -ig.

Je hoort dan of je een -t of een -d moet schrijven.

Slide 16 - Diapositive

VOORBEELD

root of rood?


Langer maken met -e:

rode


Je hoort een -d, dus je schrijft ROOD

Slide 17 - Diapositive

VOORBEELD

kast of kasd?


Langer maken met -en:

kasten


Je hoort een -t, dus je schrijft KAST

Slide 18 - Diapositive

VOORBEELD

aart of aard?


Langer maken met -ig:

aardig


Je hoort een -d, dus je schrijft AARD

Slide 19 - Diapositive

Welk woord is goed geschreven? Controleer met de verlengproef
A
lant
B
land

Slide 20 - Quiz

Welk woord is goed geschreven? Controleer met de verlengproef
A
vat
B
vad

Slide 21 - Quiz

Welk woord is goed geschreven? Controleer met de verlengproef
A
heet
B
heed

Slide 22 - Quiz

Welk woord is goed geschreven? Controleer met de verlengproef
A
rant
B
rand

Slide 23 - Quiz

Welk woord is goed geschreven? Controleer met de verlengproef
A
patiënt
B
patiënd

Slide 24 - Quiz

Welk woord is goed geschreven? Controleer met de verlengproef
A
bat
B
bad

Slide 25 - Quiz

Welk woord is goed geschreven? Controleer met de verlengproef
A
stat
B
stad

Slide 26 - Quiz

Maak nu zelfstandig opdracht 1 in het werkboek
timer
5:00

Slide 27 - Diapositive

NAKIJKEN

Slide 28 - Diapositive

OPDRACHT 1

1. kat

2. paard - hard

3. buurt - ochtend - leefgebied

4. hoed - hoofd

5. fluit - hond


6. hout

7. voet

8. tijd - brood

9. bont

10. klant - blind

Slide 29 - Diapositive

GELEERD

JE KENT NU DE VERLENGINGSREGEL (verlengproef) EN KAN DEZE GEBRUIKEN

- je kunt bepalen op een woord op

een -t of een -d eindigt

Slide 30 - Diapositive

Maak nu zelfstandig opdracht 2 en 3 

in het werkboek en kijk na

Slide 31 - Diapositive

Dit was het voor vandaag, tot de volgende les!

Slide 32 - Diapositive