Humor

Les 11
1. Neem jouw werkboek op blz 145.
2. Zet een naamkaartje.
3. Neem jouw device en ga naar LessonUp. 

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Les 11
1. Neem jouw werkboek op blz 145.
2. Zet een naamkaartje.
3. Neem jouw device en ga naar LessonUp. 

Slide 1 - Diapositive

Ervaar jij vaak stress?
Ja
Soms
Nee

Slide 2 - Sondage

Hoe ga jij om met stress? Wat doe jij om te ontspannen?

Slide 3 - Question ouverte

In onze snelle, stressende maatschappij is het af en toe nodig dat onze geest zich afkeert van de dagelijkse belasting. Dat kan gebeuren onder zeer veel vormen en zeer veel manieren. 

Een voorbeeld hiervan is HUMOR.

Slide 4 - Diapositive

Humor

Slide 5 - Carte mentale

TEST: wat voor soort lach heb jij?
Blz 146

Slide 6 - Diapositive

Lesdoelen
1. Je leert humor onderzoeken.
2. Je leert de verschillende vormen van humor onderscheiden.
3. Je leert de verschillende  vormen van humor uit fragmenten halen.
4. Je leert de grenzen van humor aangeven.

Slide 7 - Diapositive

Oef 1 blz 145-147
Humor onderzoeken

Slide 8 - Diapositive

Lesdoelen
1. Je leert humor onderzoeken.
2. Je leert de verschillende vormen van humor onderscheiden.
3. Je leert de verschillende  vormen van humor uit fragmenten halen.
4. Je leert de grenzen van humor aangeven.

Slide 9 - Diapositive

Theoriekader blz 148


Soorten humor

Slide 10 - Diapositive

Oef 2 blz 148
Soorten humor

Slide 11 - Diapositive

Oef 3 blz 149 
Soorten humor

Slide 12 - Diapositive


Oef 4 blz 150

Soorten humor

Slide 13 - Diapositive

Oef 5 blz 151
Soorten humor

Slide 14 - Diapositive

Les 11
1. Neem jouw werkboek op blz 145.
2. Zet een naamkaartje.

Slide 15 - Diapositive

Lesdoelen
1. Je leert humor onderzoeken.
2. Je leert de verschillende vormen van humor onderscheiden.
3. Je leert de verschillende  vormen van humor uit fragmenten halen.

Slide 16 - Diapositive

Welke vorm van humor maakt gebruik van woordspelingen of dubbelzinnigheden in de taal?
A
Sarcasme
B
Ironie
C
Absurde humor
D
Taalhumor

Slide 17 - Quiz

Wat is een voorbeeld van situatiehumor?
A
I
B
Iemand struikelt en andere lachen.
C
D
Iemand maakt een flauwe woordgrap.

Slide 18 - Quiz

Wat is een voorbeeld van sarcasme?
A
Iemand zegt: "Geweldig, nog een toets!"
B
Iemand zegt: "Ja, dat was heel handig van je!"
C
Iemand zegt: "Ideaal strandweertje!"
D
Iemand zegt: "Wat fijn, nog meer werk!"

Slide 19 - Quiz