chapitre 5 bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord

Lees de vragen goed voordat je antwoord geeft

Gebruik eventueel je boek , chapitre 5   onderdeel H 
Bijvoeglijk naamwoord  in het Frans 
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Het bijvoeglijk naamwoord

Lees de vragen goed voordat je antwoord geeft

Gebruik eventueel je boek , chapitre 5   onderdeel H 
Bijvoeglijk naamwoord  in het Frans 

Slide 1 - Diapositive

Waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets van?
Geef een voorbeeld in het Nederlands

Slide 2 - Question ouverte

voorbeelden
bijvoeglijk naamwoord
in het Frans

Slide 3 - Carte mentale

Wat valt je op bij de onderstaande zinnen:
Il est grand.
Elle est grande.

Slide 4 - Question ouverte

Slide 5 - Vidéo

Bijvoeglijk naamwoord 
Stappenplan
  1. Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
  2. Waar zegt het wat van? 
  3. ZNW: m/v, enk/mw
  4. Schema: 

Slide 6 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord 
Geef de goede vorm van het bijvoeg.nw: la petit fille 
  1. bijvoeglijk naamwoord: petit
  2. Waar zegt het wat van?  la fille
  3. ZNW: m/v, enk/mw            v/enk 
  4. Schema:  la petite fille

Slide 7 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord 
Geef de goede vorm van het bijvoeg.nw: les pantalons vert
  1. bijvoeglijk naamwoord: vert
  2. Waar zegt het wat van? les pantalons
  3. ZNW: m/v, enk/mw            m/mv
  4. Schema:  les pantalons verts

Slide 8 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord 
  • le pantalon gris (m/enk)
  • les pantalons gris (m/mv) --> + s
  • les pantalons gris
  •  Geen extra S erachter!

Slide 9 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord 
  • la jupe jaune(v/enk)
  • la jupe jaune (v/enk) --> + e
  • la jupe jaune
  •  Geen extra E erachter!
  • Kan wel bij la jupe préféréE

Slide 10 - Diapositive

les ....... garçons
A
petit
B
Grande
C
petits
D
grandes

Slide 11 - Quiz

le pantalon .........
A
grise
B
brune
C
noir
D
marron

Slide 12 - Quiz

les jupes
A
vertes
B
bleus
C
rougees
D
noirs

Slide 13 - Quiz

la ... fille
A
belle
B
nouvelles
C
vieilles
D
grand

Slide 14 - Quiz

Schrijf de goede vorm van het bijvoeglijk naamwoord op:
la maison (vert)

Slide 15 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van het bijvoeglijk naamwoord op:
le T-shirt (gris)

Slide 16 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van het bijvoeglijk naamwoord op:
la jupe (jaune)

Slide 17 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van het bijvoeglijk naamwoord op:
la jupe (groene)

Slide 18 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van het bijvoeglijk naamwoord op:
les pantalons (blauw)

Slide 19 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van het bijvoeglijk naamwoord op:
les (grote) garçons

Slide 20 - Question ouverte

Samengevat: het bijvoeglijk naamwoord
Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord
  • Stappenplan
  1. Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
  2. Waar zegt het wat van? 
  3. ZNW: m/v, enk/mw
  4. Schema: 

  • geen extra 's' als er al een staat
  • geen extra 'e' als er al een staat

Slide 21 - Diapositive

Je gaat nu nog even herhalen de passé composé

Kijk maar in je boek , chapitre 5 onderdeel D 

Slide 22 - Diapositive

de voltooide tijd heet in het Frans?

Slide 23 - Question ouverte

het hulpwerkwoord
bij de passé composé is:

Slide 24 - Carte mentale

noteer het hele rijtje van avoir
voorbeeld : j'ai

Slide 25 - Question ouverte

elle a
A
regarde
B
trouvé
C
est
D
habite

Slide 26 - Quiz

elles .... mangé
A
ont
B
a
C
avons
D
sont

Slide 27 - Quiz

ik heb gewoond
A
j'ai habite
B
j'ai joué
C
j'ai écouté
D
j'ai habité

Slide 28 - Quiz

Pierre ..... aimé les frites
A
est
B
as
C
a
D
aime

Slide 29 - Quiz

les copines ..... ......
A
a dansé
B
ont regardent
C
ont adore
D
ont mangé

Slide 30 - Quiz

regarder, trouver,
aimer, préférer
maak zelf het voltooide deelwoord

Slide 31 - Carte mentale

Waarover wil je nog vragen stellen?

Slide 32 - Question ouverte

Toets  chapitre 5  

Voca A,B,E,F,  
zinnen  C en G
grammaire  D en H
 avoir, etre en werkwoorden op -er  herhalen  via chapitre 1,2,3, 

Slim stampen  en de oefentoets gebruiken ter voorbereiding  

Slide 33 - Diapositive