vormen van het werkwoord

Nederlands

Nederlands
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Nederlands

Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Programma
- Welkom
- Doelen
- Instructie
- Aan het werk
- Evaluatie

Slide 2 - Diapositive

Doelen
Aan het einde van de les

- kun je de woordsoorten lw, znw, bnw, ww, vz, pers.vnw. en bez.vnw. aanwijzen in zinnen
- ken je de 3 vormen van het werkwoord en kun je deze benoemen in zinnen

Slide 3 - Diapositive

Herhalingsoefening
Benoem de woorden. Onderstreepte woorden kun je niet benoemen. 

Ik vind het leuk om jouw kleine kinderen te helpen. 

Slide 4 - Diapositive

Ik =
A
zelfstandig nw
B
persoonlijk vnw
C
bezittelijk vnw
D
bijvoeglijk vnw

Slide 5 - Quiz

vind =
A
werkwoord
B
persoonlijk vnw
C
bezittelijk vnw
D
bijvoeglijk vnw

Slide 6 - Quiz

het =
A
werkwoord
B
persoonlijk vnw
C
bezittelijk vnw
D
bijvoeglijk vnw

Slide 7 - Quiz

om =
A
werkwoord
B
persoonlijk vnw
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk vnw

Slide 8 - Quiz

jouw =
A
bezittelijk vnw
B
persoonlijk vnw
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk vnw

Slide 9 - Quiz

kleine =
A
bezittelijk vnw
B
persoonlijk vnw
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk vnw

Slide 10 - Quiz

kinderen =
A
bezittelijk vnw
B
persoonlijk vnw
C
zelfstandig nw
D
bijvoeglijk vnw

Slide 11 - Quiz

helpen =
A
bezittelijk vnw
B
werkwoord
C
zelfstandig nw
D
bijvoeglijk vnw

Slide 12 - Quiz

Werkwoordsvormen
3 werkwoordsvormen:
- persoonsvorm (pv): verandert bij tijdsverandering zin
- heel werkwoord (heel ww): zoals het in het woordenboek staat en staat altijd met een pv in een zin
- voltooid deelwoord (vdw): geeft aan dat iets gebeurd is. Te herkennen aan ge-, be-, ver-, ont- en staat altijd met een pv in een zin

Slide 13 - Diapositive

Ik heb het pakket verzonden.
heb =

Slide 14 - Question ouverte

Ik heb het pakket verzonden.
verzonden =

Slide 15 - Question ouverte

Morgen ga ik fietsen.
ga =

Slide 16 - Question ouverte

Morgen ga ik fietsen.
fietsen =

Slide 17 - Question ouverte

Wij zouden dat pakket ontvangen.
zouden =

Slide 18 - Question ouverte

Wij zouden dat pakket ontvangen.
ontvangen =

Slide 19 - Question ouverte

Ik zou je graag gesproken hebben.
zou =

Slide 20 - Question ouverte

Ik zou je graag gesproken hebben.
gesproken =

Slide 21 - Question ouverte

Ik zou je graag gesproken hebben.
hebben =

Slide 22 - Question ouverte

Aan het werk
Wat?                    Zinnen op het bord benoemen
Hoe?                    Zelfstandig, evt. met oortjes
Hulp?                  Vraag je duo of docent
Tijd?                     Ca. 15minuten
Klaar?                  Help een ander
Uitkomst?         Nakijken tijdens de volgende les
Huiswerk?         -

Slide 23 - Diapositive