Herhaling 2A Examens

Herhaling 2A Examens
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Herhaling 2A Examens

Slide 1 - Diapositive

Zet de stappen in de juiste volgorde.
Stap 1:
Stap 2:
Stap 3:
Stap 4:
Stap 5:
Stap 6:
Zoek de persoonsvorm.
Zoek het onderwerp.
Duid de zinsdelen aan.
Benoem het gezegde.
Duid het LV aan.
Duid het MV aan.

Slide 2 - Question de remorquage

doet
is of wordt
Er is sprake van een werkwoordelijk gezegde als het onderwerp van de zin iets...
Er is sprake van een naamwoordelijk gezegde als het onderwerp van de zin iets...

Slide 3 - Question de remorquage

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Hij
heeft
zijn fiets
in de fietsenstalling
geplaatst. 

Slide 4 - Question de remorquage

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Ze
feliciteerde
hem
in de woonkamer. 

Slide 5 - Question de remorquage

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De auto van mijn vader
is
afgelopen zomer
helaas
niet
goedgekeurd.

Slide 6 - Question de remorquage

onderwerp
PV
ander woord
andere werkwoorden bij een groene zin
lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp
andere zinsdelen 
(waarom? wanneer? waar? ...)
Om hoe laat
sta
jij
's morgens
op?

Slide 7 - Question de remorquage

onderwerp
PV
ander woord
andere werkwoorden bij een groene zin
lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp
BWB
Is
artificiële intelligentie
de volgende stap in onze evolutie? 

Slide 8 - Question de remorquage

onderwerp
PV
andere werkwoorden bij een groene zin
lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp
BWB
Waarom
heeft
zij 
deze brief
gekregen?

Slide 9 - Question de remorquage

onderwerp
PV
andere werkwoorden bij een groene zin
lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp
BWB
Op een mooie dag
had
hij
haar
dit prachtige boek
gegeven.

Slide 10 - Question de remorquage

onderwerp
PV
andere werkwoorden bij een groene zin
lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp
BWB
De burgemeester
bedankte
uitvoerig
de vrijwilligers
voor hun inzet.

Slide 11 - Question de remorquage

onderwerp
PV
VD
andere werkwoorden bij een groene zin
lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp
BWB
De kleine prins
was
verbaasd
over zoveel macht. 

Slide 12 - Question de remorquage

onderwerp
PV
andere werkwoorden bij een groene zin
lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp
BWB

Bij zijn aankomst

op de planeet

groette

de kleine prins

de lantaarnopsteker

eerbiedig.

Slide 13 - Question de remorquage

onderwerp
PV
andere werkwoorden bij een groene zin
lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp
BWB

De kleine prins

gaf

de  poortwachter

een knipoog.

Slide 14 - Question de remorquage

orienterend lezen
globaal lezen
titel
inleiding + slot
tussentitels
inleiding
1e + laatste zin alinea
illustraties
hoofdpunten

Slide 15 - Question de remorquage

Globaal lezen
Oriënterend lezen
Zoekend lezen
Ik wil weten wat het onderwerp van de tekst is.
Ik ben op zoek naar eventuele deelonderwerpen.
Ik wil (snel) iets opzoeken in een tekst.

Slide 16 - Question de remorquage

Welke leesstrategie past bij dit leesdoel?
Oriënterend lezen
Globaal lezen
Intensief lezen
Zoekend lezen
Kritisch lezen

Slide 17 - Question de remorquage

Oriënterend lezen
Globaal lezen
Intensief lezen
Kritisch lezen
Zoekend lezen
Genietend lezen
Titel, tussentitel... bekijken 
Inleiding en slot lezen
Tekst grondig lezen
Eigen oordeel vormen over de tekst
Een of enkele dingen wil weten
Lezen voor plezier

Slide 18 - Question de remorquage

Oriënterend lezen
Globaal lezen
Intensief lezen
Kritisch lezen
Zoekend lezen
Genietend lezen
Je bekijkt de titels en tussentitels
Je leest de inleiding om het onderwerp van de tekst te achterhalen.
Je bekijkt bronvermelding, illustraties, opvallende woorden.
Je leest de inleiding en het slot.
Je leest de eerste en de laatste zin van de alinea.
Je spoort verbanden op tussen de verschillende thema's.
Je achterhaalt de hoofdgedacht van de tekst.
Je probeert de inhoud te begrijpen.
Je vraagt je af of je het eens bent met de auteur.
Je vormt een oordeel over de tekst.
Om snel iets terug te vinden, scan je de tekst.
Je leest voor het plezier en stopt als je geen zin meer hebt.

Slide 19 - Question de remorquage

Welke leesstrategie past bij dit leesdoel?
Oriënterend lezen
Globaal lezen
Precies lezen
Zoekend lezen
Kritisch lezen

Slide 20 - Question de remorquage

Leg in je eigen woorden uit wat het effect is in het communicatiemodel.

Slide 21 - Question ouverte

Welke component uit het communicatiemodel?

Rayan BELT naar Vincenzo om te vragen
of ze gaan voetballen.
A
ontvanger
B
zender
C
boodschap
D
kanaal

Slide 22 - Quiz

Welke component uit het communicatiemodel?

Arvid fluistert in de les OF HIJ NAAR TOILET MAG.
A
ontvanger
B
zender
C
boodschap
D
kanaal

Slide 23 - Quiz

Welke component uit het communicatiemodel?

Dieuwke mailt naar MEVROUW DE MOL
om extra uitleg te krijgen.
A
ontvanger
B
zender
C
boodschap
D
kanaal

Slide 24 - Quiz

Volgens het communicatiemodel begint communicatie bij:
A
de boodschap
B
de zender
C
de ontvanger
D
het medium

Slide 25 - Quiz

Welk onderdeel uit het communicatiemodel past telkens bij het onderdeel dat in hoofdletters is?
"De leerkracht vraagt aan KEYLA om een papiertje op te rapen"
A
kanaal
B
feedback
C
ontvanger
D
boodschap

Slide 26 - Quiz

Wat is 'het kanaal' in het communicatiemodel?
A
Het middel waarmee de boodschap wordt overgebracht.
B
De luisteraar, lezer... voor wie de boodschap bedoeld is.
C
De bedoeling van de zender, de reden waarom de zender de boodschap heeft verzonden.
D
De informatie die de zender doorgeeft aan de ontvanger.

Slide 27 - Quiz

Wat is 'het effect' in het communicatiemodel?
A
De informatie die de zender doorgeeft aan de ontvanger.
B
De bedoeling van de zender, de reden waarom de zender de boodschap heeft verzonden.
C
De ontvanger zal reageren op de boodschap door iets te doen, te zeggen of te denken.
D
De spreker, schrijver, tekenaar... die de boodschap naar iemand zendt.

Slide 28 - Quiz

Vervoeg het werkwoord in de ott (tegenwoordige tijd).

Dat ........ (raden) je in geen honderd jaar!

Slide 29 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord in de ott (tegenwoordige tijd).

Hoeveel katten ........ (vinden) men in de huizen?

Slide 30 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord in de ott (tegenwoordige tijd).

Het gerucht ........ (verspreiden) zich als een lopend vuurtje.

Slide 31 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord in de ott (tegenwoordige tijd).

........ (rijden) jij of rijd ik?

Slide 32 - Question ouverte

(Kruiden) de saus niet te sterk!
Tip
Tegenwoordige tijd

Slide 33 - Question ouverte


Tegenwoordige tijd
rijden
Bilal ............... met de fiets naar school.

Slide 34 - Question ouverte