Grammar les 2

Periode 2 les 2

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Periode 2 les 2

Slide 1 - Diapositive

Welcome dear students
For today:
- Planning
- Summary Present simple vs. Present continuous.
- Simple Past (verleden tijd)
- Past continuous  (duurvorm verleden tijd)
- Modals (hulpwerkwoorden)

Slide 2 - Diapositive

New planner 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Summary present simple vs. present continuous
Present Simple
Present Continuous
Wat
Tegenwoordige tijd
Onvoltooid tegenwoordige tijd
Wanneer
Gewoonte, regelmaat, feiten, vaste tijdschema's
Iets dat nu, op dit moment aan de gang is.
Hoe?
I, you, we, you, they =>
 hele ww.
‘HE SHITS’ =>he, she, it + -s
Am/ is / are + ww + -ing

Signaalwoorden
always, sometimes, never, ever, regularly, every, often at…

now, right now, as we speak, currently, at the moment, Look!, Listen!
Voorbeeld
I always eat cornflakes for breakfast.
The train leaves at 3 o’clock.

We are reading this PP at the moment
Listen! The baby is crying.

Slide 5 - Diapositive

Past Simple

Slide 6 - Diapositive

Past Simple
You use the past simple when something happened in the past and is finished


Slide 7 - Diapositive

Past Simple - Regular Verbs
After a regular verb you put '-ed'

I walk -> I walked
He walks -> He walked
They walk -> They walked

Slide 8 - Diapositive

Past Simple - Regular verbs

Spelling:
Als een werkwoord eindigt op een medeklinker + -y, dan verandert de -y in -ie:

  • I carry - I carried

Let op, er verandert niets als het werkwoord eindigt op klinker + -y:

  • I play - I played

Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:

  • I live - I lived

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:

  • I drop - I dropped

Slide 9 - Diapositive

Past Simple - Irregular verbs
Some verbs in English are irregular, this means that in the past tense they don't get '-ed' at the end, but have their own form.

To write -> wrote; I wrote her a letter last week
to go -> went; He went to Italy last year
to make -> made: They made a very nice meal two days ago

Slide 10 - Diapositive

Past Simple - Irregular verbs
There are no rules for the irregular verbs, you just have to learn them by heart

Slide 11 - Diapositive

Past Simple - Signal word
In Dutch signal words are called 'signaal woorden'  

These word help you to see if something happened in the past
  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007

Slide 12 - Diapositive

My sister .......... (play) the guitar last year.

Slide 13 - Question ouverte

They ....... (go) home after school yesterday.

Slide 14 - Question ouverte

Let's Practice
- Go to: www.blooket.com
- Press: Join a game
- Fill in the Game ID
- Let's play!


Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Diapositive

Past Continuous: wanneer gebruik je die?
De Past Continuous gebruik je als je wilt aangeven dat je in het verleden iets aan het doen was en er tegelijkertijd iets anders gebeurde. (dit staat dan in de Past Simple) 
When I was reading a book, my mother came in.
She was singing out loud when the doorbell rang.
He was doing his homework when is father came in. 

Slide 19 - Diapositive

Past continuous
Simple past
The pupil WAS SLEEPING when the teacher TOLD him to read.

Slide 20 - Diapositive

Past Continuous: hoe maak je die? 
Past Continuous maak je als volgt:
was / were + werkwoord + ing
voorbeeld: I was sleeping when my alarm clock went off.
voorbeeld: They were laughing when the teacher came in.
Was gebruik je bij I/He/She/It
Were gebruik je bij You/They/We

Slide 21 - Diapositive

Past simple or Past continuous?

I was having a shower yesterday.
A
Past simple
B
Past continuous

Slide 22 - Quiz

Was Andrew playing computer games?
A
Past Continuous
B
Simple Past

Slide 23 - Quiz

We sang that song yesterday.
A
Past Simple
B
Past continuous

Slide 24 - Quiz

Dus....hoe maak je de past continuous?

Slide 25 - Question ouverte

Paul (to sleep) when his father came in.
A
is sleeping
B
was sleeping
C
were sleeping
D
sleeps

Slide 26 - Quiz

The haidresser (to cut) my hair when another client came in the salon.
A
were cutting
B
cuts
C
is cutting
D
was cutting

Slide 27 - Quiz

Vertaal deze zin en maak gebruik van de Past continuous:
Ik was een boek aan het lezen toen mijn zoon/dochter de woonkamer binnenkwam.

Slide 28 - Question ouverte

Voorkennis
Weet jij de Engels vertaling van deze werkwoorden?

Slide 29 - Diapositive

Ik kan...
We zouden moeten...
Ik kon...
Ik moet...
Ik wil heel graag...
Ik ben in staat...
Ik mag...
May
should
would love to
must/
have to
am able to
can
could

Slide 30 - Question de remorquage

Modal verbs 
Wat? Hulpwerkwooden
Wanneer? Bij allerlei situaties  zoals: talent, mogelijkheid, verplichting, toestemming, regels en advies.

Slide 31 - Diapositive

Waneer gebruik je nou welke modal verb?
vaardigheid (ability)=> can/could
Mogelijkheid (possibility) => May/might/could can
Toestemming (permission) => Can / could /may
Verplichting (obligation) => must/ have to
Advies (advise) => should 

Slide 32 - Diapositive

Must vs. Have to
Must = vind je zelf dat het moet
I must go to the toilet!
Have to = als het van iemand anders moet (regel/wet)
You have to be 18 to drink alcohol in the Netherlands.

Slide 33 - Diapositive

Make a sentence with:
to (not) be allowed to

Slide 34 - Question ouverte

Vertaal de volgende zin naar het Engels (gebruik een modal verb): Adviseerje zus om het uit te maken met haar vriend.

Slide 35 - Question ouverte

Make a sentence with:
must

Slide 36 - Question ouverte

Make a sentence with:
should

Slide 37 - Question ouverte

Slide 38 - Diapositive

Bij welke personen gebruik je 'was' en bij welke personen gebruik je 'were'?

Slide 39 - Question ouverte