7.2 Een land van polders

7.2 Een land van polders
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
aardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

7.2 Een land van polders

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Polder
Polder = Gebied met een kunstmatige waterstand omringd door dijken.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Veenpolder
Een veenpolder was vroeger een veenmoerras. De boeren maakte deze geschikt voor landbouw door het gebied te ontwateren. (sloten graven) Door de ontwatering zakte het land in. Het veen is massaal afgegraven. 

Slide 7 - Diapositive

Veenpolder

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Droogmakerij
De bekendste en jongste polders zijn droogmakerijen. Letterlijk hebben ze meren of stukken zee droog gemaakt. Eerst werd een dijk aangelegd en later werd het drooggemaakt. 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Stuw
Water vast houden (hoog NL)

Sluis
Laag Nederland / ook bij zee

Slide 20 - Diapositive

SLUIS: Bouwwerk tussen twee waterwegen met verschillend waterpeil bedoeld om water of schepen door te laten

Slide 21 - Diapositive

Waar of niet waar? Zeepolder liggen rond zeeniveau?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Wat voor polder is een Zeepolder?
A
polder a
B
polder b
C
polder c

Slide 23 - Quiz

Zeepolders vind je vooral in
A
Zuid-Holland
B
Limburg
C
Zeeland
D
Drenthe

Slide 24 - Quiz

dit is een goed voorbeeld van een veenpolder
A
B
C

Slide 25 - Quiz

Ongeveer hoeveel meter onder NAP liggen veenpolders?
A
6-8 meter
B
4-6 meter
C
2-4 meter
D
0-2 meter

Slide 26 - Quiz

Waar of niet waar?
Veenpolders zakken nog steeds in en worden steeds lager.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

Wat zijn de kenmerken van een droogmakerij?
A
Boven de zeespiegel en kleigrond
B
Boven de zeespiegel en veengrond
C
Onder de zeespiegel en kleigrond
D
Onder de zeespiegel en veengrond

Slide 28 - Quiz

Een polder is altijd een droogmakerij?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Een droogmakerij is een…
A
machine waarmee een polder wordt droog gepompt.
B
polder die nog niet af is.
C
polder waar de natuur de waterstand regelt.
D
droog gepompt meer.

Slide 30 - Quiz

Zeepolder
Veenpolder
Droogmakerij
Ontstaan door ontwateren en inklinken grond 
Land uit zee gehaald
Land ontstaan door sedimentatie van zee

Slide 31 - Question de remorquage

timer
0:30
zeepolder
veenpolder
droogmakerij
het is de bekendste polder. het zijn meren of stukken zee die droog staan.
ze liggen in het westen van Nederland en zijn ontstaan doordat boeren de moerassen geschikt maakte voor de landbouw
Door sedimentatie van zand en klei wordt het land voor de kust in de Waddenzee en Zeeland steeds hoger, waarna het wordt omdijkt. Ligt ongeveer op zeeniveau

Slide 32 - Question de remorquage

Zeepolder
Veenpolder
Droogmakerij
Ontstaan door ontwateren en inklinken grond 
Land uit zee gehaald
Land ontstaan door sedimentatie van zee
Rond zeeniveau of net iets hoger
Tussen 0 en 2m beneden zeeninveau
Lager dan 2m

Slide 33 - Question de remorquage

A
B
C
D
Droogmakerij
Veenpolder
Zeepolder
IJsselmeerpolder

Slide 34 - Question de remorquage

droogmakerij
veenpolder
zeepolder

Slide 35 - Question de remorquage

wat is kwel?
A
het doorboren van grondwater
B
het stromen van grondwater
C
klei
D
zand

Slide 36 - Quiz

5. Waar of niet waar: het leegpompen van een polder heet bemalen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

Wat is een boezem?
A
Een plek waar de waterpeil gemeten wordt
B
Soort kanaal dat gebruikt word bij akkerbouw
C
Tijdelijke opslagplaats voor water
D
Molentje dat het water kunstmatig vervoert

Slide 38 - Quiz

Hoe regelen we de waterstand in Hoog-Nederland?
A
sluis
B
bemaling
C
stuw

Slide 39 - Quiz

Wat is grondwater?
A
regen water wat op de grond valt?
B
Water wat in de grond is gezakt?
C
Water op de bodem van de zee?
D
Water op de bodem van een rivier?

Slide 40 - Quiz

Begrippen
Polders:                               Gebied met een kunstmatige waterstand, omringd door dijken.
Hoogteligging:                    De ligging ten opzichte van het zeeniveau.
Draineren/ Ontwateren:      Overtollig water laten weglopen.
Kunstmatige afwatering:    Gegraven sloten en kanalen die water afvoeren uit een gebied.
Sluis:                                   Bouwwerk tussen twee waterwegen met een verschillend waterpeil bedoeld om water of schepen door te 
                                            laten.
Bemaling:                           Het wegpompen van water uit een polder.
Boezem:                              Tijdelijke opslaggebied van water dat bestaat uit kanalen en meren.
Kwel:                                  Het stromen van grondwater.
Grondwater:                        Water dat tussen de zandkorrels en kleideeltjes in de grond zit.
Oppervlaktewater:              Water in sloten, meren, kanalen, rivieren en zee.
Natuurlijke afwatering:       Beken en rivieren die water afvoeren uit een gebied.
Stuwen:                               Bouwwerk bedoeld om water vast te houden.

Slide 41 - Diapositive

Succescriteria
Wat moet je kennen en kunnen?
  • Je kunt van drie soorten polders de kenmerkende hoogteligging en manier van ontwateren noemen.
  • Je kunt van de drie soorten polders beschrijven hoe ze zijn ontstaan.
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een natuurlijke en een kunstmatige afwatering.
  • Je kunt verschillende stappen noemen in de manier waarop water uit een laaggelegen polder wordt afgevoerd.
  • Je kunt vertellen in welke soorten je grondwater kunt verdelen.
  • Je kunt uitleggen waarom de verschillende soorten grondwater belangrijk zijn voor de landbouw.
  • Je kunt uitleggen hoe de waterstand in Hoog Nederland wordt beheerd en waarom het belangrijk is om ook daar de waterstand te regelen.

Slide 42 - Diapositive