Phrases p. 169-170 A1
1 / 11
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Beantwoord de vraag in het Engels:
What is your name?
What is your name?
Slide 2 - Question ouverte
Beantwoord de vraag in het Engels:
How old are you?
How old are you?
Slide 3 - Question ouverte
Beantwoord de vraag in het Engels:
What is your hair colour? (gebruik in je antwoord to have got)
What is your hair colour? (gebruik in je antwoord to have got)
Slide 4 - Question ouverte
Beantwoord de vraag in het Engels:
What subject (schoolvak) are you good at?
What subject (schoolvak) are you good at?
Slide 5 - Question ouverte
Zeg in het Engels:
Ik heb geen broers.
Ik heb geen broers.
Slide 6 - Question ouverte
Zeg in het Engels:
Ik ben niet zo goed in tennis.
Ik ben niet zo goed in tennis.
Slide 7 - Question ouverte
Iemand ziet er verdrietig uit. Je wilt weten wat er is. Wat vraag je?
Slide 8 - Question ouverte
Je hebt iemand ontmoet en je vond het leuk kennis gemaakt te hebben. Wat zeg je?
Slide 9 - Question ouverte
How do you say:
Met mij gaat het prima, bedankt.
Met mij gaat het prima, bedankt.
Slide 10 - Question ouverte
How do you say:
Zij is stil, maar zelfverzekerd.
Zij is stil, maar zelfverzekerd.
