Apostrof

Nederlands
Schrijven


Hoe spel je het? 
Trede 16
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Schrijven


Hoe spel je het? 
Trede 16

Slide 1 - Diapositive

Lesprogramma
  1. Planning
  2. Terugblik vorige les
  3. Nieuw doel tr. 16
  4. Oefenen
  5. Zelfstandig werken

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je nog over:
signaalwoorden/ tekstverbanden?

Slide 3 - Carte mentale

DOEL deze les


- je spelt meervouden ('s of -s) 
  correct

- je spelt verkleinwoorden
  correct

apostrof en verkleinwoorden

Slide 4 - Diapositive

apostrof

Slide 5 - Diapositive

Typ een woord met een apostrof.

Slide 6 - Question ouverte

's morgens
A'dam
z'n jas
m'n auto
baby's
A4'tje
Romy's pen
wc's

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

's morgens
Vroeger zei men des morgens
De apostrof staat op de plaats van de

z'n jas
Officieel is het zijn jas

De apostrof kan dus letters vervangen

Slide 10 - Diapositive

Luister goed
De woorden aan de linkerkant hebben allemaal een lange klank
aa / oo/ uu/ oo /ie/, maar je schrijft ze met één letter.

Om de lange klank te behouden, schrijf je in het meervoud een komma voor de s.

kilo’s

menu's

panda's

kiwi’s

guppy’s

Slide 11 - Diapositive

let op
Bij woorden op -ee en -ie is dit niet nodig.

Daarom schrijf je de s in die gevallen aan het woord vast.

tralies

abonnees

dictees

toffees

tralies

guppy’s

Slide 12 - Diapositive

piano
De laatste klank is lang 
De laatste letter is a, i, o, y of u       (klinkers)

Dan apostrof s --> 's
piano's

Slide 13 - Diapositive

Bij welke klinkers gebruik je een 's voor het meervoud?

Slide 14 - Question ouverte

Romy's bril
Het is Marions bril maar Anne’s jas.
Als je achter Anne een s zou zetten, zou je de naam niet goed uitspreken.

Sherena's fiets
Hassans laptop


Slide 15 - Diapositive

Meervoud -s of -'s
A
babys
B
baby's

Slide 16 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
garage's
B
garages

Slide 17 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
ballerina's
B
ballerinaas

Slide 18 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
pasfoto's
B
pasfotoos

Slide 19 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
pasfoto's
B
pasfotoos

Slide 20 - Quiz

Pony'tje
Verkleinwoorden van woorden die eindigen op y.

Baby'tje
Lolly'tje
Jury'tje


Slide 21 - Diapositive

vmbo'er
Woorden met een afkorting of een cijfer.
Deze woorden krijgen een apostrof bij het maken van het meervoud, het verkleinwoord of bij het toevoegen van een achtervoegsel.

Bijvoorbeeld: tv’s, A5’je, vmbo’er.

Slide 22 - Diapositive

Voor al deze voorbeelden geldt dat je een apostrof gebruikt
ter vervanging van een aantal letters
of om een woord goed uit te spreken

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Schrijf op:
één baby, twee ........

Slide 25 - Question ouverte

Schrijf op:
één paraplu, twee ........

Slide 26 - Question ouverte

Schrijf het meervoud op van: kiwi

Slide 27 - Question ouverte

Schrijf het meervoud op van: Lolly

Slide 28 - Question ouverte

Dit boek is van Emma.
Het is ......... boek.

Slide 29 - Question ouverte

Gebruik de apostrof.
des middags

Slide 30 - Question ouverte

De auto is van Burno.
Het is ......... auto.

Slide 31 - Question ouverte

Verkleinwoorden

Slide 32 - Diapositive

Verkleinwoorden
Met een achtervoegsel (iets wat je aan een woord plakt) kun je van een woord een verkleinwoord maken. 

Hoofdregel =
 je schrijft het verkleinwoord zoals je het uitspreekt. 

Slide 33 - Diapositive

Verkleinwoorden
  • De meeste verkleinwoorden zijn eenvoudig te maken:

bank - bankje
film - filmpje
tafel - tafeltje
slang - slangetje

Slide 34 - Diapositive

-ietje 
  • Bij verkleinwoorden die eindigen op een i, schrijf je -ietje.

Voorbeelden: 
taxi - taxietje 
ski - skietje 


Slide 35 - Diapositive

Verkleinwoorden op - y
Baby'tje
Lolly'tje
Hobby'tje 

Slide 36 - Diapositive

Woorden die eindigen op -ng
Bij verkleinwoorden van woorden die eindigen op ng zijn er twee mogelijkheden:


Slide 37 - Diapositive

1. Het verkleinwoord eindigt op -kje.
(Let op: de ng verandert dan in nk)
camping - campinkje
pudding - puddinkje
ketting - kettinkje

Slide 38 - Diapositive

2. Het verkleinwoord eindigt op -etje
ringetje
leerlingetje
dingetje

Slide 39 - Diapositive

-aatje, -eetje, -ootje, -uutje
  • Bij verkleinwoorden die eindigen op een lange klinker (a, é, o, u), verdubbel je die klinker aan het eind van het woord. 

Voorbeelden: 
oma - omaatje 
café - cafeetje 
auto - autootje 
paraplu - parapluutje 

Slide 40 - Diapositive

Tip van de dag!
Twijfel je over een verkleinwoord?
Neem een voorbeeldwoord in je hoofd met dezelfde laatste letter of klank!

Verkleinwoord van cranberry??
Baby eindigt ook met y en dat wordt baby'tje
Dus: cranberry'tje!

Slide 41 - Diapositive

Wat is het verkleinwoord van gang?
A
gangetje
B
gangtje
C
gangje

Slide 42 - Quiz

Welk verkleinwoord is goed geschreven?
A
chocolatje
B
chocolaadje
C
chocolaatje

Slide 43 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van

bloem
A
bloemtje
B
bloemje
C
bloempje

Slide 44 - Quiz

Het verkleinwoord van koning is koninkje?
A
waar
B
niet waar

Slide 45 - Quiz

Schrijf het verkleinwoord op van:
ski

Slide 46 - Question ouverte

Schrijf het verkleinwoord op van:
schema

Slide 47 - Question ouverte

Schrijf het verkleinwoord op van:
collega

Slide 48 - Question ouverte