Herhalen toetsstof

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 1

Herhalen gedeelte hoofdstuk 3 

& hoofdstuk 4

Mevrouw Dubero

Inhoud

Poder en Querer

Zinnen vertalen (meerkeuze)

Gusta of gustan

Woorden vertalen

Leesopdracht menukaart

Poder en Querer

Poder en Querer (hoofdstuk 3)

Poder betekent ________

Is een ________ werkwoord​

Het heeft daarom een ________ wissel​

Behalve de ________ & ________ vorm​

​

Vervolgens vervoegen we het zo:​

Stap 1: Je haalt ________ er af​

Je houdt de ________ over​

Stap 2: Je kijkt welke ________ je moet hebben​

Stap 3: Deze plak je achter de ________​

Querer betekent ________

Is een ________ werkwoord​

Heet heeft daarom een ________ wissel​

Behalve de ________ & ________ vorm

María no _________ encontrar su movíl.

1. Puede
2. Puedes
3. Puedo
4. Pueden

Poder:
Nosotros _________ ir a la playa.

1. Puedo
2. Podemos
3. Pueden
4. Podéis

Yo _________ ir a la fiesta de Isabela.

1. Podemos
2. Puede
3. Puedes
4. Puedo

Vul de juiste vervoeging in van poder:
Vosotros _________ aparcar el coche ahí.

Vul de juiste vervoeging in van poder:
¿Tú me _________ ayudar?

Vul de juiste vervoeging in van poder:
Juan y Maribel _________ tomar el autobús.

Yo _________ comprar un ordenador.

1. Quiero
2. Queremos
3. Quieres
4. Quiere

Ellos _________ ir al cine esta tarde.

1. Queremos
2. Queréis
3. Quieren
4. Quiero

¿Pedro y tú _________ ir a la playa conmigo?

1. Quieren
2. Queremos
3. Quieres
4. Queréis

Vul de juiste vervoeging in van querer:
¿Tú _________ comer un bocadillo?

Vul de juiste vervoeging in van querer:
Luisa y yo _________ salir esta noche.

Vul de juiste vervoeging in van querer:
Alberto no _________ hacer sus deberes.

Zinnen vertalen

El menú, por favor.

1. De menukaart, alstublieft.
2. Het menu, bedankt.
3. Ik wil de menukaart.

¿Quiere beber algo?

1. Wil jij wat drinken?
2. Wilt u iets te drinken?
3. Wilt u iets te eten?

Quiero un zumo de naranja.

1. Ik wil een appelsap.
2. Ik wil een fruitsap.
3. Ik wil een sinaasappelsap.

¿Que desean de primero?

1. Wat wenst u als hoofdgerecht?
2. Wat wenst u als nagerecht?
3. Wat wenst u als voorgerecht?

Aquí hay una mesa libre.

1. Hier is een tafel vrij.
2. Hier is een plekje vrij.
3. Hier is nog een stoel vrij.

La cuenta, por favor.

1. Ik wil betalen, alstublieft.
2. De rekening, alstublieft.
3. De fooi, alstublieft.

Gusta of gustan

Gustar

Je gebruikt GUSTAR om aan te geven of:

Je het eten wel of niet lekker vindt​

Iets je wel of niet bevalt​

Je ergens wel of niet van houdt​

Iets wel of niet leuk vindt​

​

GUSTA

Gusta wordt gevolgd door:​

- Een zelfstandig naamwoord in  enkelvoud​

- Of een werkwoord​

​Bijvoorbeeld:​

Me gusta el pescado ik houd van vis​

Me gusta bailar ik houd van dansen.

​

GUSTAN

Gustan wordt gevolgd door:​

- Een zelfstandig naamwoord in meervoud​

Bijvoorbeeld:​

Me gustan las verduras ik houd van de groente​

Je kijkt dus naar het woord dat erachter staat. ​

Me _________ las verduras.

1. gusta
2. gustan

Nos _________ el helado

1. gusta
2. gustan

Le _________ la sopa

1. gusta
2. gustan

Te _________ las fresas

1. gusta
2. gustan

¿Os _________ el filete?

Les _________ los mariscos?

Woorden vertalen

Caliente

Delicioso

El vaso de agua

El vino tinto

El primer plato

El postre

La sal y la pimienta

El tenedor

Las verduras

El camarero

Leesopdracht menukaart

Vragen Menukaart

1. Van wanneer tot wanneer krijg je 10% korting?

2. Welke twee soorten tortilla kun je bestellen naast de originele tortilla?

3. Welk hoofdgerecht is geschikt voor een persoon die vegetarisch is? 

4. Zijn de drankjes inbegrepen in de prijs?

Succes met leren !!