2025 Les 10 zintuigen, reactie en hormonen

4.1 t/m 4.3 hormonen en zintuigen
Femke Korsten
Aventus
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMBOMiddelbare schoolStudiejaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 7 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

4.1 t/m 4.3 hormonen en zintuigen
Femke Korsten
Aventus

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  1. Welkom + absentie
  2. filmpje over hormonen + vragen 
  3. filmpjes over zintuigen met vragen
  4. Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Start
Aanmelden LessonUp

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Tip: Neem dit schema over.

Slide 5 - Diapositive


Door welke stof word glucose omgezet in glycogeen

A
Suiker
B
Insuline
C
glucagon
D
Glycogeen

Slide 6 - Quiz

Glucagon bevordert de omzetting van?
A
glucose in glycogeen
B
glycogeen in glucose

Slide 7 - Quiz

Insuline bevordert de omzetting van?
A
glucose in glycogeen
B
glycogeen in glucose

Slide 8 - Quiz

Deze hormonen worden in de alvleesklier gemaakt:
A
insuline, glucose, glycogeen
B
insuline, glycogeen en glucagon
C
insuline en glucagon
D
glucose, glycogeen en glucagon

Slide 9 - Quiz

Je bent aan het sporten. Wat gebeurt met het glycogeen en je glucose gehalte?
A
glycogeen daalt glucose stijgt
B
glycogeen stijgt glucose stijgt
C
glycogeen daalt glucose daalt
D
glycogeen stijgt glucose daalt

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Vidéo

Waarnemen: hoe doe je dat?
In de zintuigen zitten zintuigcellen, hier vang je prikkels (=info uit omgeving, bijvoorbeeld geluid, geurstoffen) mee op.
1
Impulsen (= elektrisch seintje) ontstaan in zintuigcellen --> via zenuwen naar de hersenen --> verwerken dit --> je neemt waar.
2

Slide 12 - Diapositive

Wat is een prikkel?
A
een invloed uit je omgeving
B
als je duwt met een naald
C
een elektrisch seintje

Slide 13 - Quiz

Wat is een impuls?
A
een invloed uit je omgeving
B
een elektrisch seintje
C
het ritme van de muziek
D
iets dat je voelt

Slide 14 - Quiz

Over de hersenen zeggen twee leerlingen het volgende.
Karlijn: 'De hersenen zijn gevoelig voor prikkels.'
Anne: 'In de hersenen word je je van de waarneming bewust.'
Wie heeft gelijk?
A
Karlijn
B
Anne
C
Beiden
D
Geen van beiden

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Vidéo

Wat is een reflex?
A
Een bewuste, snelle reactie op een prikkel
B
Een onbewuste, snelle reactie op een prikkel
C
Een onbewuste, trage reactie op een prikkel

Slide 17 - Quiz

Bij een reflex
A
Gaan impulsen eerst naar je hersenen dan ruggenmerg
B
Gaan impulsen eerst naar je ruggenmerg dan je hersenen

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Vidéo

Bekijk het plaatje goed!

Slide 20 - Diapositive

Stijgbeugel
Hamer
Evenwichtsorgaan
Slakkenhuis
Buis van Eustachius
Trommelholte
Oorschelp
Gehoorzenuw
Oorsmeerkliertjes

Slide 21 - Question de remorquage

Welk onderdeel hoort niet bij je uitwendige oor?
A
De oorschelp
B
Het slakkenhuis
C
De gehoorgang

Slide 22 - Quiz

Welke onderdeel zet prikkels om in impulsen?

Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Vidéo

Bekijk het plaatje goed.
zintuigcellen = kegeltjes (zie je kleuren mee, overdag) en staafjes (zwart/ wit, nacht)

Slide 25 - Diapositive

Wat is de volgorde van de drie oogvliezen, van buiten naar binnen?
A
vaatvlies, harde oogvlies, netvlies
B
harde oogvlies, vaatvlies, netvlies
C
harde oogvlies, netvlies, vaatvlies
D
ovale venster, blinde vlek, vaatvlies

Slide 26 - Quiz

Een nachtdier heeft:
A
Meer kegeltjes dan een mens
B
Meer staafjes dan een mens
C
Meer kegeltjes en staafjes dan een mens
D
Evenveel kegeltjes en staafjes als een mens

Slide 27 - Quiz

In de huid liggen 4 soorten zintuigen

Slide 28 - Diapositive

Wat is de huid?
A
orgaan
B
weefsel
C
orgaanstelsel
D
cel

Slide 29 - Quiz

Zintuigen in de huid
Tastzintuigen
Gehoorzintuig
Warmtezintuig
Gezichtszintuig
Reukzintuig
Koudezintuig
Smaakzintuig
Drukzintuig

Slide 30 - Question de remorquage

Slide 31 - Vidéo

Hoe ruik je?
Geurstoffen --> zintuigcellen vangen dit op --> omgezet in impuls --> via zenuw naar hersenen --> je ruikt nasi
1

Slide 32 - Diapositive

De neusholte is bekleed met een neusslijmvlies
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

Waardoor kun je iets ruiken?
A
Doordat je neus trilhaartjes heeft in het slijmvlies
B
Doordat geurstoffen als een gas in de lucht zitten
C
Doordat de zintuigcellen in je neus impulsen krijgen
D
Doordat de ingeademde lucht warm en vochtig wordt gemaakt

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Vidéo

Welk van de volgende antwoorden is geen smaak?
A
Zoet
B
Umami
C
Pittig
D
Bitter

Slide 36 - Quiz

Hoe vond je de les vandaag?

😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Sondage

Je hebt het lang volgehouden, goed gedaan!


Slide 38 - Diapositive