1HV 4.5 Woorden


Nederlands
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon


Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Wat leer je?
1. Alinea's schrijven
2. Woordbetekenis achterhalen
3. Verschil tussen 'begrippen' en 'omschrijvingen'
4. Onzinwoorden
5. 30 Seconds 

Slide 2 - Diapositive

Lezen
met

Slide 3 - Diapositive

Paragraaf 4.4 schrijven en formuleren maak 7 en 9 
timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Eens? Ga staan! 
Oneens? Blijf zitten!
  • De kernzin is meestal de eerste zin van de alinea.
  • Een alinea kan alleen uit een kernzin bestaan.
  • Een kernzin bevat de belangrijkste informatie uit de alinea.
  • In een informatieve tekst staat een duidelijke mening van de schrijver.
  • Een ander woord voor informatieve tekst is 'artikel' of 'uiteenzetting'. 
  • Korte zinnen kan je aan elkaar plakken met bijvoeglijk naamwoorden.
  • Als de zin meer dan één persoonsvorm bevat, verandert de woordvolgorde in de zin.

Slide 5 - Diapositive

Welke denkstappen zet je als je een onbekend woord tegenkomt?

Slide 6 - Question ouverte

Hoe achterhaal je in leesteksten de betekenis van een onbekend woord?
Heb ik het woord nodig om het te begrijpen? Ja!  Staat de uitleg in de tekst?
  • ander woord (synoniem)
  • tegenstelling (antoniem)
  • voorbeeld
  • omschrijving
  • Is een deel van de samenstelling of het woord jou bekend?

 Nee? Zoek de (online) betekenis op!

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Begrippen en omschrijvingen in schoolboeken
                        
                       De wetenschap die stoffen en hun reacties                                             onderzoekt, heet chemie.

                        
                        Barbaars, dat wil zeggen wreed, slecht en gemeen.

Slide 9 - Diapositive

Het begrip en de omschrijving in schoolteksten
Dik gedrukte woorden in schoolboeken zijn begrippen, kernwoorden, die belangrijk zijn voor de lesstof.  De begrippen zijn vaak opgenomen in een verklarende woordenlijst. Soms staat de omschrijving van het begrip ervoor of erna in de tekst. 

Een omschrijving staat vaak in de buurt van een begrip. 
Soms kondigt een uitleggend signaalwoord een omschrijving aan: dat wil zeggen, zoals.

Slide 10 - Diapositive

Schoolboek
Hoe zijn de begrippen te herkennen?
Is er een begrippenlijst?
Hoe duidelijk zijn de begrippen uitgelegd (cijfer 1-10)
1 Talent
2 fatl
3 entl
4 Ges
5 ak
6 bi
7 wis

Slide 11 - Diapositive

Qemun fuglos jah fretun pata
Wat betekent dit? 
Dit is een Gotisch zinnetje.
En betekent 'De vogels kwamen en aten dat op'.

Slide 12 - Diapositive

Lees ff!
Afgelopen zaterdag speelde Jan een potje drokelbal. Helaas heeft hij verloren, maar hij kreeg las van zijn krogus, waardoor hij in een sneffel werd afgevoerd. In het ziekenhuis vonden ze een stukje chrondofine in zijn krogus. Dat verklaarde een hoop. Nu is hij thuis en ligt hij op de snarf. Hopelijk is hij gauw weer beter.

Slide 13 - Diapositive

Computerklankpoëzie

Slide 14 - Diapositive

Wat?
§ 4.5 Woorden: Opdracht 12 
Hoe?
leerwerkboek + schrift
Hulp?
Boek, klasgenoot, Straver
Resultaat?
Huiswerk
Leerdoel?
Woordbetekenissen achterhalen
Klaar?
Daltontaak, lezen

Slide 15 - Diapositive

- 30 seconds - 
timer
0:30

Slide 16 - Diapositive




Hoe ging het in de klas?
Wat weet je nu?

Slide 17 - Diapositive

Wat weet je nu?

1. Terugblik alle theorie H1-H4 met de leestaak
2. Woordbetekenis achterhalen
3. Verschil tussen begrippen en omschrijvingen
4. Onzinwoorden

Slide 18 - Diapositive

Einde van de les

Slide 19 - Diapositive

Eens? Ga staan! 
Oneens? Blijf zitten!
  • De kernzin is meestal de eerste zin van de alinea.
  • Een alinea kan alleen uit een kernzin bestaan.
  • Een kernzin bevat de belangrijkste informatie uit de alinea.
  • In een informatieve tekst staat een duidelijke mening van de schrijver.
  • Een ander woord voor informatieve tekst is 'artikel' of 'uiteenzetting'. 
  • Korte zinnen kan je aan elkaar plakken met bijvoeglijk naamwoorden.
  • Als de zin meer dan één persoonsvorm bevat, verandert de woordvolgorde in de zin.

Slide 20 - Diapositive