Taschengeld

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Taschengeld

Du lernst über Taschengeld und Geld verdienen. Was kaufst du von deinem Taschengeld? Gibst du es sofort aus, oder sparst du auch? Welchen Zweck haben Taschengeld und einen Nebenjob?

Welche Verben passen in dem Text?
Schreibe sie in der richtigen Form.

Type de antwoorden onderelkaar!

Übersetze ins Deutsche. Benutze den Text:

Naar de bioscoop gaan.
Ik krijg zakgeld per maand.
Kinderen leren de omgang met geld.

Höre dir das Gespräch mit Tamara an.
Beantworte diese Fragen:
Was hat sie sich gekauft?
Bekam sie extra Taschengeld bei guten Schulnoten?
Bekamen Tamara und ihre Geschwister extra Taschengeld?

Tamara

Beantworte die Fragen die Tamara gestellt wurden für dich auf Deutsch.

Benutze eventuell Seite 23 im Buch.

Was kaufst du dir für dein Taschengeld?
Bekommst du extra Taschengeld bei guten Schulnoten?
Bekommst du manchmal extra Taschegeld wenn du was extra machst?

Wortschatz

Nimm dein Buch auf Seite 23 und 24 und übersetze dir unbekannte Sätze und Wörter.

Teste dann deinen Wortschatz in den folgenden Aufgaben.

het zakgeld

per maand

nodig hebben

gegeven

Hoe vaak?

Kun je me geld lenen?

Snoep en kleding.

ab und zu

bekommen

sparen

regelmäßig

brauchen

manchmal

nötig haben

kriegen

ansammeln

strukturell

Gespräch (nichts aufschreiben)

Hoeveel zakgeld krijg jij?	Ik krijg ... euro per week/maand.
Wat koop je van je zakgeld?	Ik koop (noem twee dingen) en spaar voor een (noem iets).
	Hoeveel zakgeld krijg iij?
Ik krijg ... per maand.	Kom je daarmee uit?
Niet altijd, maar ik verdien extra geld. Twee keer per maand babysit ik.	Hoeveel verdien je daarmee?
... Euro voor twee avonden. Je bent toch goed in (noem een sport). Waarom geef je geen extra trainingen?	Ja, dat kan ik doen. Ik ga (geen gehen gebruiken!) eens vragen aan m'n coach.

Ferienjobs

Du wirst einen Text lesen über Ferienjobs (vmbo-gtl).

Anhand des Textes werdet ihr zu dritt ein Gespräch führen über den Zweck (Sinn) von Ferienjobs.

Was wird aus den Worten
„Für viele ... in Hamburg.“ deutlich? (Absatz 1)

1. Ein Ferienjob wird meistens schlecht bezahlt.
2. Ferienjobs liefern neben Geld auch Erfahrung.
3. Heutzutage gibt es nur noch wenig Ferienjobs.
4. Kinder fangen immer jünger mit Ferienjobs an.

Welches Wort passt in Absatz 2?

1. Eltern
2. Filialleiter
3. Geschwister
4. Kinder

Was geht aus dem 2. Absatz hervor?

1. Die Kinder dürfen nicht zuviel arbeiten.
2. Die Kinder sollen das machen was sie gut können.
3. Die Kinder sollen so viel wie möglich arbeiten.

„Vorsicht aber vor
undeutlichen Angeboten!“ (alinea 3)
Noem twee zaken waarvoor gewaarschuwd wordt.

Mit einem Ferienjob verdient man nicht nur Geld,
sondern auch was Anderes (Absatz 4)
Was?

Gespräch

Ihr werdet zu dritt ein Gespräch vorbereiten, dass ihr über Teams  führen werdet.

Es gibt einen Moderator (presetator) bzw. eine Moderatorin. Er/Sie stellt die Fragen.

Es gibt zwei Schüler, die über ihre Erfahrungen aus ihren Ferienjobs erzählen.

Benuze den Text für die Antworten der Schüler.

Gespräch Teil 1

(de vetgedrukte woorden uit de tekst halen)

ModeratorIn	Schüler 1 und 2
Welkom bij (titel programma). Vandaag spreken we over vakantiebaantjes . Ik ben hier met ...	Hallo, ik ben ... en ben ... jaar oud. Hoi, ik ben ... en ben ... jaar oud.
Jullie hebben een vakantiebaan in(+3) de zomervakantie . Klopt dat?	1) Ja ik werk in (+3) een supermarkt . 2) Ja, ik werk in een restaurant.
Hoe hebben jullie je vakantiebaan gevonden?	1) Mijn moeder zag een advertentie . 2) Mijn vader heeft een restaurant.
Waarom wilden jullie een vakantiebaan?	1) Ik wilde niet de hele zomervakantie thuis rondhangen . 2) Dat. Bovendien wilde ik extra geld verdienen.

Gespräch Teil 2

(de vetgedrukte woorden uit de tekst halen)

ModeratorIn	Schüler 1 und 2
Hoe bevalt jullie baan?	1) Goed! Ik zie veel mensen en ik verdien goed. 2) Ook goed! Soms is het zwaar als er veel gasten zijn.
Welke tips hebben jullie voor scholieren die een vakantiebaan zoeken?	1) De baan moet bij je persoonlijke interesse passen. 2) Klopt. En ik wil later een restaurant beginnen.
Oke. Jij hebt dus ervaring nodig.	2) Ja, ik denk dat deze ervaring belangrijk is voor later. 1) Dat denk ik ook.
Bedankt voor het gesprek en jullie tijd.	Graag gedaan.

Schreibe hier - ohne zu spicken-
alle Wörter und Sätze die
du jetzt kennst zum Thema
'Taschengeld' und 'Ferienjobs'.