Spelling - apostrof / aan elkaar of los

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Welke spellingsregels ken je tot nu toe?

Apostrof

Gebruik een apostrof;

1. Als je letters weglaat;

2. Om een verkeerde uitspraak te voorkomen;

3. In afleidingen van cijfer- en letterwoorden;

4. Bij verkleinwoorden op -y. 

1. Als je letters weglaat 

's Nachts (des nachts) 

's-Hertogenbosch (des Hertogenbosch) 

Z'n zusje (zijn zusje) 

2. Om een verkeerde uitspraak te voorkomen

Auto's 

Piano's

Alinea's 

Ik hOU vAn Y's 

3. Op de plaats van een weggelaten bezits -s

Als een naam eindigt met een s-klank hoeft er bij een bezitsaanduiding alleen nog een apostrof achter. 

Joyce' tas 

Maurice' auto

Bas' boek 

4. In afleidingen van cijfer- en letterwoorden

65+'er

Tv's

A4'tje

5. Bij verkleinwoorden op -y

Baby'tje

Hobby'tje 

Schrijf het volgende korter op:
De tas van Yusuf

Schrijf het volgende korter op:
De trui van Maurice

Schrijf het volgende korter op:
De jas van Eline

Schrijf het volgende korter op:
De pen van Abdulla

Schrijf het volgende korter op:
De kleren van Joyce

Schrijf het volgende korter op:
De hoed van Beatrix

Schrijf het volgende korter op:
De broek van Joris

Schrijf het volgende korter op:
Het huis van Piet

Schrijf het volgende korter op:
De vader van Kees

Schrijf het volgende korter op:
De tuin van Maria

Kies de juiste schrijfwijze

1. Skis
2. Ski's
3. Skies
4. Skie's

Kies de juiste schrijfwijze

1. Zebra's
2. Zebras
3. Zebraas
4. Zebraa's

Kies de juiste schrijfwijze

1. Babytje
2. Babietje
3. Baby'tje
4. Babie'tje

Kies de juiste schrijfwijze

1. 's nachts
2. s' nachts

Kies de juiste schrijfwijze

1. 'S hertogenbosch
2. 's hertogenbosch
3. s' Hertogenbosch
4. 's Hertogenbosch

Kies de juiste schrijfwijze

1. VVDer
2. VVD-er
3. VVDér
4. VVD'er

Kies de juiste schrijfwijze

1. vwoér
2. vwo-er
3. vwo'er
4. vwoer

Kies de juiste schrijfwijze

1. NEC'er
2. NEC-er
3. NECér

Kies de juiste schrijfwijze

1. Azaleas
2. Azalea's
3. Azalea'er
4. Azalea-s

Aan elkaar of los?

Je schrijft deze woorden aan elkaar:

1. Samenstellingen van twee of meer woorden.

2. Getallen tot twintig, tientallen & honderdtallen en samenstellingen met honderd en duizend.

3. Voornaamwoordelijke bijwoorden.

4. Tekort, teveel en tegoed

1. Samenstellingen van twee of meer woorden

Boekenkast

Koffiezetapparaat

Koolzuurvrij

2. Getallen tot twintig, tientallen, honderdtallen en samenstellingen met honderd en duizend 

Vijfhonderd

Zestienduizend

Zestien

Tweeënzestig

3. Voornaamwoordelijke bijwoorden

Hierbinnen

Daarover

Hierbinnen

Eronderdoor

4. Tekort, teveel en tegoed

Als bijvoeglijk naamwoord schrijf je ze los. Ze beteken dan dat iets korter, beter, meer is geweest.

De gordijnen zijn te kort

Als zelfstandig naamwoord schrijf je de woorden aan elkaar.

Het tekort aan geld, het teveel aan eten, het tegoed op je pas.

Zes + honderd =

Zaterdag + avond =

Alleen + wonend =

Media + wet + geving =

Distributie + kantoor =

Wat is juist geschreven?

1. Korte termijn planning
2. Korte termijnplanning
3. Kortetermijn planning
4. Kortetermijnplanning

Wat is juist geschreven?

1. Zeven honderd tien
2. Zevenhonderdtien
3. Zevenhonderd tien
4. Zeven honderdtien

Ik heb een ... aan eten.

1. Te kort
2. Tekort

Die broek is ... voor mij.

1. Tekort
2. Te kort

Jij bent ... voor deze wereld.

1. Tegoed
2. Te goed

Hoeveel ... staat er op jouw
OV?

1. Tegoed
2. Te goed

Ik kom...

1. Eraan
2. Er aan

Dat wordt mij ...

1. Te veel
2. Teveel

Wat zegt hij ... ?

1. Daar over
2. Daarover

Rode + kool + stamppot =

Vijf + sterren + hotel =

Herinnering!

Tot nu toe moet je de volgende spellingsregels kennen: 

• Werkwoordspelling tegenwoordige tijd 
• Hoofdletters 
• Kleine letters 
• Tussen -n in samenstellingen 
• Meervoud van zelfstandige naamwoorden 
• Apostrof
• Aan elkaar of los?

Hij ... de stoel.

De stoel is ...

Zij ... de stoel gisteren. 

De ... stoel. 

bekleed

bekleedde

beklede 

bekleedt

Ik ... mijn vingers nu aan de kachel. 

De kachel ... nu al uren. 

De kachels... heerlijk op dit moment. 

De kachel... gisteren. 

De kachels... gisteren heerlijk. 

brand

brandt

brandde

brandden

branden

Wat heb je geleerd deze les?