4H krachten

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Welk symbool geeft kracht aan in de natuurkunde?

1. B
2. P
3. K
4. F

Wat is de eenheid van kracht?

1. Watt
2. Newton
3. Centimeter
4. Newton per kilogram

hoe groot moet je de kracht teken hiernaast?

1. 2cm
2. 3cm
3. 4cm
4. 5cm

1 cm= 20 N
de kracht die wilt tekenen is van een voorwerp van 40kg. hoeveel cm moet deze kracht worden?

Soorten bewegingen

1

Hoe groot is de
normaalkracht?

Hoe groot is het gewicht?

Schuifwrijving

Hangt af van de materiaal voorwerp

en ondergrond

F​w,s,max​​=f⋅F​n​​

Voorwerp van 10kg ondervindt trekkracht 50N.
Bereken de schuifwrijving

f=0,75

1. 75N
2. 50N
3. 74N
4. Het goede antwoord staat er niet bij.

Een maanlander staat stil op de maan.

1. F​res​​=0
2. F​res​​≠0

Een astronaut rijdt met constante snelheid in een maanauto. Voor de resulterende kracht op de auto geldt:

1. F​res​​=0
2. F​res​​≠0

Een golfbal vliegt in een boog over het maanoppervlak na te zijn weggeslagen door een astronaut.

1. F​res​​=0
2. F​res​​≠0

Welke kracht hoort niet in het rijtje thuis? Spankracht, Spierkracht, Veerkracht, ..

1. Magnetische kracht
2. Resulterende kracht
3. Zwaartekracht
4. Normaalkracht

Resulterende kracht bij een constante snelheid

Een motorboot vaart in een rechte lijn, hieronder het (v,t)-diagram.

In welk(e) interval(len) is de resulterende kracht 0 N?

Hoe haal je de versnelling
a (m/s^2) uit de v,t-grafiek?

Wat is de versnelling in de intervallen
waar Fres=0N geldt?

Een auto (m=800 kg) trekt eenparig versneld
in 3,0 s op van stilstand naar 50 km/h. Bereken
de resulterende kracht in kN.

Antwoord

Wrijvingskracht werkt beweging altijd tegen.

1. Niet altijd
2. Niet voor alle soorten wrijvingskracht
3. Voor één soort wrijvingskracht
4. Dit klopt

In de formule voor de zwaartekracht Fz = m . g betekent m

1. de afstand in meter
2. de massa in gram
3. de massa in Newton
4. de massa in kilogram

In de formule voor de zwaartekracht Fz = m . g betekent g

1. de massa in gram
2. de valversnelling in m/s
3. de massa in Newton
4. de valversnelling in m/s2

In Nederland is de gemiddelde valversnelling

1. 10 m/s
2. 10 m/s2
3. 9,81 m/s
4. 9,81 m/s2

Je fietst met een constante snelheid op een horizontale weg. Daarbij zorg
je via de trappers, de ketting en het achterwiel voor een constante voorwaartse kracht Fvw op de fiets.

Welke uitspraak over de som van de krachten op de fiets is juist?

1. De som van de krachten op de fiets is nul.
2. De som van de krachten op de fiets is ongelijk aan nul.

Een parachutist die met een open parachute daalt, bereikt na verloop van tijd
een constante snelheid. Vanaf dat moment is de luchtwrijvingskracht:

1. gelijk aan de zwaartekracht.
2. net iets groter dan de zwaartekracht.
3. veel groter dan de zwaartekracht.

F2 bereken je
door

1. ​cos(α)​​F​res​​​​
2. F​res​​⋅cos(α)
3. ​sin(α)​​F​res​​​​
4. F​res​​⋅sin(α)

Een voorwerp heeft een gewicht van 10 N. Hoe groot is de netto-kracht op dit voorwerp als het in vrije val is?

1. 0 N
2. 10 N
3. 9,81 N

Een voorwerp heeft een gewicht van 10 N. Hoe groot is de netto-kracht op dit voorwerp als het tijdens het vallen een luchtweerstand van 4 N ondervindt?

1. 0 N
2. 4 N
3. 6 N
4. 10 N

De kracht waarmee de aarde aan voorwerpen trekt heet

1. Wrijvings- kracht
2. Zwaarte- kracht
3. Gravitatie- kracht
4. Span- kracht

Wat gebeurt er met een voorwerp als:
De voortstuwende kracht groter is dan alle tegenwerkende krachten samen:

1. Het versnelt
2. Het vertraagd
3. De snelheid blijft constant

Als de voortstuwende kracht gelijk is aan alle tegenwerkende krachten welke beweging voert het voorwerp dan uit.

1. Versneld
2. Vertraagd
3. Eenparig

Als de voortstuwende kracht kleiner is aan alle tegenwerkende krachten welke beweging voert het voorwerp dan uit.

1. Versneld
2. Vertraagd
3. Constant

Wat is geen kenmerk van een kracht

1. je kan een voorwerp van richting veranderen
2. Je kan een voorwerp vervormen
3. Je kan een voorwerp van snelheid veranderen
4. Je kan krachten zien

Welke soort verandering zie je op het plaatje?

1. Elastische vervorming
2. Richting verandering
3. Plastische vervorming
4. Snelheids Verandering

Wat is geen kenmerk van een kracht

1. je kan een voorwerp van richting veranderen
2. Je kan een voorwerp vervormen
3. Je kan een voorwerp van snelheid veranderen
4. Je kan krachten zien

er werken twee krachten op een voorwerp: een van 3 N en een van 4 N.
Dan kan de resulterende kracht 5 N zijn

1. ja , mits de krachten niet dezelfde richting hebben
2. nee, dat kan nooit en nimmer
3. daar kun je niets over zeggen

Frank fietst met een constant snelheid van 8 m/s. De normaal kracht is 850 N en de spierkracht die hij levert is 500 N. Hoe groot zijn de weerstandskrachten?

1. 0 N
2. 1350 N
3. 500 N
4. 850 N

er werken twee krachten op een voorwerp, een van 5 N, een van 20 N.
Dan kan de resulterende kracht liggen:

1. tussen 5 N en 20 N
2. tussen 5 N en 25 N
3. tussen 5 N en 15 N
4. tussen 15 N en 25 N

Op een auto (1200 kg) werken een motorkracht van 2,0 kN en een wrijvingskracht van 1,2 kN. Bereken de versnelling.

Aan een touw hangt een massa, waarop F_zw werkt. Wat weet je over de krachten links en rechts in het touw?

1. F​links​​=F​rechts​​=​2​​1​​F​zw​​
2. F​links​​<F​rechts​​
3. F​links​​>F​rechts​​
4. F​links​​=F​rechts​​=F​zw​​

Een koffer heeft (met inhoud) een massa van 18 kg.
Hoe groot is de zwaartekracht op de koffer?

1. 1,8 N
2. 18 N
3. 1,8*10^2 N
4. 1,8*10^3 N

Wat stelt kracht B voor?

1. zwaartekracht
2. spankracht
3. veerkracht
4. normaalkracht

als een auto van 1000 kg met constante snelheid rijdt is de totale kracht op de auto

1. > 0 met de rijrichting mee
2. > 0 tegen de rijrichting in
3. 0
4. 9810 N

Hiernaast zie je een diagram. Om wat voor diagram gaat het?

1. Een (x,t)-diagram
2. Een (s,t)-diagram
3. Een (v,t)-diagram
4. Een versneld diagram

Bereken de versnelling van de beweging het diagram hiernaast. Deze is:

1. 2 m/s^2
2. 5 m/s
3. 5 m/s^2
4. 2 m/s

Een straaljager versnelt op de startbaan van 0 naar 500 km/h in 5 seconden. Bereken de versnelling.

Een lift hangt aan een kabel. De kabel oefent spankracht uit op de lift. Ook werkt de zwaartekracht op de lift. 

Sleep de juiste bewering in het juiste vak.

zwaartekracht is 

groter dan 

spankracht

zwaartekracht is 

kleiner dan 

spankracht

zwaartekracht is 

gelijk aan  

spankracht

Een lift beweegt omhoog, de snelheid neemt toe.

Een lift beweegt omhoog, de snelheid blijft gelijk.

Een lift beweegt omhoog, de snelheid neemt af.

In welk van onderstaande situaties is er sprake van "traagheid" zoals we dat begrip in de natuurkunde gebruiken?

1. Een leerling pakt heel langzaam zijn boeken uit zijn tas.
2. Een bus trekt heel langzaam op.
3. Een docent probeert te appen.
4. Een bus remt af waardoor de inzittenden naar voren bewegen.

Een scooter heeft een versnelling van 3 m
De scooter met berijder heeft een massa van 125 kg.
Bereken de resulterende kracht op de scooter bij het versnellen.

​s​2​​​​m​​

1. F = m x a = 1250 x 3 = 3750 N
2. F = m : a = 41,7 N
3. F = m x a = 125 x 3 = 375 N
4. F = m x a = 125 x 3 = 375 kg