A2B spelling H2 les 2 Engelse ww

timer
10:00
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Werkwoorden uit het Engels
In het Nederlands gebruik je soms werkwoorden die uit het Engels komen.
Die werkwoorden hebben een Nederlandse vorm gekregen :  stressen, joggen, downloaden

Nederlandse uitspraak: dan gaat er een medeklinker af. 
stressen: ik stres, hij strest

Slide 3 - Diapositive

Uitzondering
Engelse uitspraak;
Dan blijft de extra p staan-> ik app, hij appt, ik appte


Klinkt de Nederlandse uitspraak niet, dan een e toevoegen
racen -> ik rac klinkt niet
ik race, hij racet, ik racete

Slide 4 - Diapositive

Opdracht
Blz. 66-67
We maken nu opdracht 1 en 2.
timer
15:00

Slide 5 - Diapositive


Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Wat is de ik vorm van joggen?
A
ik jog
B
ik jogg

Slide 8 - Quiz

Wat is de verleden tijd van joggen
A
ik jogde
B
ik joggde
C
ik jogte
D
ik joggte

Slide 9 - Quiz

Wat is de hij-vorm tegenwoordige tijd
van saven

Slide 10 - Question ouverte

Gister (saven)______ ik mijn document.
A
saved
B
savede
C
savete
D
saveden

Slide 11 - Quiz

Mijn vader (downloaden) ________ elke dag wel een paar nieuwe liedjes.
A
download
B
downloat
C
downloadt

Slide 12 - Quiz

(Saven) ________ hij je werkstuk op de harde schijf?
A
save
B
saved
C
savet
D
saveden

Slide 13 - Quiz

Pim (crossen) ________ met zijn mountainbike gewoon over het ijs heen!
A
croste
B
crosste
C
crosde
D
crossten

Slide 14 - Quiz

Bas en Gijs (skaten) ________ gisteren met zijn tweeën door de straten van Leeuwarden.
A
skaten
B
skateten
C
skateden

Slide 15 - Quiz

Jouw vriendin heeft op dat feestje met Stan (flirten) ________.
A
geflirt
B
geflird
C
geflirtet
D
geflirtd

Slide 16 - Quiz

Tijdens de schoolreis naar Brussel hebben we (raften) ________ over een wilde rivier.
A
gerafft
B
geraffed
C
geraft
D
gerafd

Slide 17 - Quiz