Vrijdag 24 feb herhaling ww spelling

Vrijdag 24 februari
lezen
herhalen werkwoordspelling
nieuwe woorden
oefenblad
bespreken oefenblad
huiswerk  
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Vrijdag 24 februari
lezen
herhalen werkwoordspelling
nieuwe woorden
oefenblad
bespreken oefenblad
huiswerk  

Slide 1 - Diapositive

10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

regels pvtt (tegenwoordige tijd)
ik / jij achter de pv        -> ik vorm

ander enkelvoud (hij/zij/jij/Mark) -> ik vorm + t

meervoud (wij/jullie/ de meisjes) -> infinitief

Slide 3 - Diapositive

Noteer de juiste vorm.
Het vliegtuig ….(landen) vanmiddag.

Slide 4 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm.
(worden) ….. jij morgen 14 jaar?

Slide 5 - Question ouverte

Leg uit wat een sterk werkwoord is.

Slide 6 - Question ouverte

regels pvvt (verleden tijd)
zwakke werkwoorden

't kfschp x
hele werkwoord - en
laatste letter bekijken
in 't kfschpx -> ik vorm + te(n)
niet in 't kfschpx -> ik vorm + de(n)


Slide 7 - Diapositive

Nieuwe woorden

Suggereren 
Afbakenen
Gedurende

Slide 8 - Diapositive

Nieuwe woorden

Suggereren


Iets voorstellen, ervoor zorgen dat iemand een bepaald idee krijgt zonder dat rechtstreeks uit te spreken.
Wat wil je daarmee suggereren?





Slide 9 - Diapositive

Nieuwe woorden
Afbakenen
Grenzen stellen, aangeven waar iets begint en eindigt.
Een duidelijke lijn trekken die verschillende dingen van elkaar scheidt. 
Zorg dat je je onderwerp voor je werkstuk goed afbakent.

Slide 10 - Diapositive

Nieuwe woorden
Gedurende 
Om aan te geven hoe lang iets duurt.
Van begin tot het einde van. 
De reservespeler zat gedurende de eerste helft op de bank.



Slide 11 - Diapositive

Oefenen met het werkblad 
timer
0:12

Slide 12 - Diapositive

Welke Engelse werkwoorden
gebruik jij ?

Slide 13 - Carte mentale

werkwoorden uit het Engels
In het Nederlands gebruik je soms werkwoorden die uit het Engels komen.
Die werkwoorden hebben een Nederlandse vorm gekregen :  stressen, joggen, downloaden

Nederlandse uitspraak dan gaat er een medeklinker af. 
stressen-  ik stres, hij strest

Slide 14 - Diapositive

Wat is de ik vorm van joggen?
A
ik jog
B
ik jogg

Slide 15 - Quiz

Wat is de verleden tijd van joggen
A
ik jogde
B
ik joggde
C
ik jogte
D
ik joggte

Slide 16 - Quiz

uitzondering
Engelse uitspraak;
Dan blijft de extra p staan-> ik app, hij appt, ik appte
ik stres, hij strest, ik streste 

klinkt de Nederlandse uitspraak niet, dan een e toevoegen
racen -> ik rac klinkt niet
ik race, hij racet, ik racete

Slide 17 - Diapositive

Betekenis

Slide 18 - Diapositive

Wat is de hij-vorm tegenwoordige tijd
van saven

Slide 19 - Question ouverte

Gister (saven)ik mijn document.
A
saved
B
savede
C
savete
D
saveden

Slide 20 - Quiz

QUIZ

Slide 21 - Diapositive

Noem de drie regels om een tegenwoordige tijd te maken

Slide 22 - Question ouverte

Hoe bepaal de vt van zwakke werkwoorden
't kfschp x?

Slide 23 - Question ouverte

1. Mijn vader (downloaden) elke dag wel een paar nieuwe liedjes.
A
download
B
downloat
C
downloadt

Slide 24 - Quiz

2. (Saven) hij je werkstuk op de harde schijf?
A
save
B
saved
C
savet

Slide 25 - Quiz

3. Pim (crossen) met zijn mountainbike gewoon over het ijs heen!
A
croste
B
crosste
C
crosde

Slide 26 - Quiz

4. Bas en Gijs (skaten) gister met zijn tweeën door de straten van Emmen.
A
skaten
B
skateten
C
skateden

Slide 27 - Quiz

5. Jouw vriendin heeft op dat feestje met Stan (flirten).
A
geflirt
B
geflird
C
geflirtt
D
geflirrd

Slide 28 - Quiz

6. Tijdens de schoolreis naar Brussel hebben we (raften) over een wilde rivier.
A
gerafft
B
geraffed
C
geraft
D
gerafd

Slide 29 - Quiz