2 oktober

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Wat doen we vandaag?

• Woordjes 2A?
• Grammatica 2B
• Bespreken 2B, 1 t/m 7
• Vertalen 2B
  

Woordjes!

Grammatica: persoonsvorm

• De persoonsvorm is het belangrijkste werkwoord in de zin.
  
• Aan de uitgang kan je zien wie de handeling doet. 
• Uitgang voor de 3e persoon enkelvoud (hij/zij/het) is een –t
• Uitgang voor de 3e persoon meervoud (zij) is  –nt

Grammatica: persoonsvorm

• Voorbeeld:
  
• amare = houden van
• amat = hij houdt van
• amant = zij houden van
  
• vidēre = zien
• videt = hij ziet
• vident = zij zien

Grammatica: persoonsvorm

• Het onderwerp hoeft niet apart in de zin vermeld te staan. 
• Het onderwerp van de vorige zin dan nog steeds de handelende persoon. Vul hij, zij of het aan. 
• Voorbeeld:
• Midas donum accipit: Midas ontvangt een geschenk.
  
• Donum amat:  Hij houdt van het geschenk.

Quodam die Midas per silvas errat.

Subito Pana et nymphas videt.

Deus fistula canit.

Apollo quoque adest et fidibus canit.

Dei certant inter se!

Arbiter est mons Tmolus.

Dei canunt et Tmolus audit.

Mons victoriam Apollini dat.

Apollo igitur valde laetus est.

Midas autem cum Tmolo dissentit et clamat:

“Pan victor est!”

Apollo nunc iratus est.

Regem stultum punit:

Aures eius in spatium trahit.

Midas nunc aures asini habet!

Aan het werk. 

• Vertaal 2B af. 

Dit is ook huiswerk.

Daarnaast: leer de woordjes en grammatica van 2A en 2B. 

Wat heb je vandaag geleerd?

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?