Vaccinatie en Antibiotica

Vaccinatie en Antibiotica
Doel van de les:
  1. Uitleggen hoe vaccinatie werkt en waarom het belangrijk is.
  2. Het verschil begrijpen tussen vaccins en medicijnen.
  3. Inzien waarom verantwoord antibioticagebruik noodzakelijk is.
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurwetenschapMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Vaccinatie en Antibiotica
Doel van de les:
  1. Uitleggen hoe vaccinatie werkt en waarom het belangrijk is.
  2. Het verschil begrijpen tussen vaccins en medicijnen.
  3. Inzien waarom verantwoord antibioticagebruik noodzakelijk is.

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je al over vaccins en antibiotica?

Slide 2 - Question ouverte

Antibiotica
Antibiotica werken alleen tegen bacteriën en niet tegen virussen. Slecht gebruik ervan kan leiden tot resistentie.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Waarom is antibioticagebruik soms gevaarlijk?
A
Omdat bacteriën resistent kunnen worden
B
Omdat het je immuunsysteem zwakker maakt
C
Omdat je er een virus mee kunt krijgen
D
Geen van de drie

Slide 5 - Quiz

Vaccinatie en Antibiotica
Je weet al dat bacteriën met antibiotica bestreden kunnen worden. Maar antibiotica werken niet tegen virussen. Voor een virus kan een vaccin wel helpen. Maar hoe werkt een vaccin?

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Nu weet je dat er verschillende soorten vaccins bestaan? Sommige bevatten een verzwakt virus, andere slechts een deel ervan.


Slide 8 - Diapositive

Wat gebeurt er als je een vaccin krijgt?
A
Je lichaam maakt antistoffen aan
B
Je wordt direct immuun voor alles
C
Het vaccin doodt het virus
D
Vaccins werken hetzelfde als antibiotica

Slide 9 - Quiz

Sleep de tekst naar de juiste afbeelding
Als je later echt besmet wordt met het virus, kan je lichaam (immuunsysteem) sneller reageren. 
Het lichaam merkt dat er vreemde stoffen aanwezig zijn en maakt daartegen antistoffen aan. 
Je injecteert mensen met iets wat lijkt op het virus of de bacterie, maar waarvan ze niet ziek worden

Slide 10 - Question de remorquage

Welke van deze opties is géén type vaccin?
A
Een vaccin met een dood of verzwakt virus
B
Een vaccin met een stuk van het virus
C
Een vaccin dat bacteriën doodt
D
Een onschadelijk virus als drager

Slide 11 - Quiz

Wat is het verschil tussen een vaccin en een medicijn?
A
Vaccins genezen ziekten, medicijnen voorkomen ziekten
B
Medicijnen doden virussen, vaccins doden bacteriën
C
Vaccins voorkomen ziekte, medicijnen worden gebruikt als je al ziek bent
D
Er is geen verschil.

Slide 12 - Quiz

doden of remmen de groei van bacteriën
voorkomt dat je ziek wordt door je immuunsysteem voor te bereiden op een mogelijke besmetting.
werken niet tegen virussen zoals griep of verkoudheid.
helpt je lichaam een virus te herkennen en sneller te bestrijden
Vaccin
Antibiotica

Slide 13 - Question de remorquage

Wat kun jij zelf doen om je immuunsysteem te versterken?

Slide 14 - Carte mentale

Heb je de leerstof begrepen?
Ja
Nee
Niet helemaal
Ja, maar ik heb toch een vraag.

Slide 15 - Sondage