H1 taalverzorging uitleg werkwoordspelling:alles

Werkwoordspelling 
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Persoonsvorm
In elke zin staan werkwoorden. 
Een van deze werkwoorden is de persoonsvorm.

Slide 3 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 4 - Diapositive

Basis persoonsvorm: de stam!
Als je een werkwoord goed wilt schrijven, begin je bij de stam. De stam van het werkwoord is het hele werkwoord zonder -en. Vaak lijkt de stam op de ik-vorm, maar ze zijn niet altijd gelijk!

Slide 5 - Diapositive

Let op de stam die eindigt op -z/-v
stam eindigt op -z → ik-vorm op -s 
stam eindigt op -v → ik-vorm op -f


Slide 6 - Diapositive

persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 7 - Diapositive

Er zijn twee soorten werkwoorden: sterke en zwakke

Slide 8 - Diapositive

Sterke werkwoorden:

Veranderen van klank als de tijd verandert.
Lopen - liepen
Zwemmen - zwommen
Zwakke werkwoorden:

Klinken het zelfde in verschillende tijden:
Huilen - huilden
Fietsen - fietsen

Slide 9 - Diapositive

Persoonsvorm - vt

Slide 10 - Diapositive

Het voltooid deelwoord

Slide 11 - Diapositive

Het voltooid deelwoord
- gebruik je voor handelingen die afgerond zijn. 
- staat meestal achteraan in de zin.
- wordt  altijd gebruikt in combinatie met een hulpwerkwoord (zijn, hebben en worden).


Slide 12 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Regel:
Het voltooid deelwoord (vd):
  •  gebruik je als een gebeurtenis klaar is;
  • begint vaak met ge-, soms ook met ont-, be-, ver-;
  • heeft een hulpwerkwoord nodig: zijn, worden, hebben;
  • eindigt vaak op een 't' of 'd';
  • bij sterke werkwoorden soms op '-en'.

Slide 13 - Diapositive

Hoe vorm je het voltooid deelwoord
- Een voltooid deelwoord begint bijna altijd met GE -  
- Bij zwakke/klankvaste of regelmatige werkwoorden is de regel: GE + IK-VORM + T of +D 
Voorbeeld: ik heb GE+BEL+D; hij heeft iets GE+PAK+T
- Als je niet weet of het voltooid deelwoord van een zwak werkwoord op een t of op een d eindigt, kun je 't ex kofschip gebruiken.


Slide 14 - Diapositive

Voorbeelden:

Hij heeft op zijn kleine broertje gepast.
  • de stam van passen: pass, (ik-vorm = pas)
  • laatste letter van de stam: s.
  • de laatste letter in het  't ex kofschip? Ja , dan  ge + pas + t (gepast)
Meneer Jansen is onlangs verhuisd naar Alkmaar.
  • de stam van verhuizen: verhuiZ, (ik-vorm = verhuis)
  • laatste letter van de stam: Z.
  • de laatste letter in het 't ex kofschip? Nee ---> verhuis + d --> gepast


Slide 15 - Diapositive

Voltooide deelwoorden 
Sommige werkwoorden beginnen met ge-, be-, ver-, ont- of her-
Deze werkwoorden krijgen geen extra GE- toegevoegd.
  • gebruiken --> Hij heeft pennen gebruikt.
  • bekennen --> Hij heeft bekend.
  • verkennen --> Hij heeft de omgeving herkend.
  • ontkennen --> Hij heeft de beschuldiging ontkend.
  • herkennen --> Hij heeft de misdaad bekend.

Slide 16 - Diapositive

Let op:
Soms hoor je het verschil niet tussen een persoonsvorm en voltooid deelwoord. Controleer daarom altijd of er sprake is van een PV!
  • Hij herkent de geur van brood.
Controle: Hij herkende ...., zij herkennen..... De persoonsvorm verandert --> herkent = PV TT
  • Hij heeft  de geur van brood herkend.
  • Controle: Hij had ..... herkend. Zij hebben ... herkend.  De persoonsvorm verandert , herkend niet --> herkend = VD

Slide 17 - Diapositive

Infinitief

Slide 18 - Diapositive

De infinitief
  • Je noemt dit ook wel: het hele werkwoord of de woordenboekvorm.
  • Een infinitief heeft géén onderwerp bij zich en kan niet van tijd veranderen. (zoals de persoonsvorm)


Slide 19 - Diapositive

Voorbeelden
Ik stond met hem te PRATEN. / Ik sta met hem te PRATEN. 
Terwijl ik aan het schrijven was, luisterde ik naar de tv. / Terwijl ik aan het schrijven ben, luister ik naar de tv.
Dat kan niet waar zijn!

In de volgende zinnen is er GEEN sprake van een infinitief, maar van een persoonsvorm:
Wij praten met onze klasgenoten. / Wij praatten met onze klasgenoten
Zij maken een toets./ Zij maakten de toets.


Slide 20 - Diapositive

De infinitief
Meestal staat er '(om) te' of 'aan het' voor het infinitief. 
  • Hij zit zich te vervelen.   
  • Ben je nou weer huiswerk aan het maken? 
Er kunnen ook meerdere infinitieven in een zin staan.
  • We willen (=pv) morgen aan het strand gaan lopen.
DUS na '(om) te' of 'aan het' is een werkwoord altijd een infinitief.



Slide 21 - Diapositive

Gebiedende wijs
  • wordt gebruikt in zinnen die een 'bevel' uitdrukken;
  • het onderwerp ontbreekt in deze zinnen;
  • de gebiedende wijs staat altijd op de eerste plaats:
(1) Luister naar me!
(2) Blijf er toch ook met je vingers van af!

Slide 22 - Diapositive

Gebiedende wijs
Regel: 
  • alleen de stam, zowel in het enkelvoud als meervoud;
  • er mag geen onderwerp in de zin staan.

Voorbeelden:
Fiets nu naar de bakker en haal een brood.
Blijf staan, verroer je niet en hou daarmee op.

Slide 23 - Diapositive

Het onvoltooid deelwoord
Het hele werkwoord + d

huilend
lachend
gillend

Slide 24 - Diapositive

Onvoltooid deelwoord
  • een vorm van het werkwoord waarbij iets nog niet voorbij/ nog niet voltooid is (onvoltooid) en dus nog bezig is. 
  • Het geeft aan dat je iets aan het doen bent, terwijl je iets anders aan het doen bent.
Voorbeeld: Zingend (=OD) kwam ze de klas binnen.

Slide 25 - Diapositive

Het onvoltooid deelwoord 

infinitief + d(e)
  • Lachend kwam ze het lokaal uit. 
  • Strompelend ging ze naar huis.
  • Huilend zocht de kleine Pepijn zijn moeder.

Slide 26 - Diapositive

Engelse werkwoorden in het Nederlands

Slide 27 - Diapositive

Spelling Engelse werkwoorden
Bij de meeste werkwoorden  werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 28 - Diapositive

Spelling Engelse werkwoorden
Maar let wel op de uitspraak.

Slide 29 - Diapositive

Spelling Engelse werkwoorden
Bij werkwoorden die uit het Engels komen, gebruik je de Nederlandse regels voor spelling.

joggen - ik jog - hij jogt - hij jogde - hij heeft gejogd
downloaden - ik download - hij downloadt - hij downloadde - hij heeft gedownload
gamen - ik game - hij gamet - hij gamede - hij heeft gegamed
uploaden - ik upload - hij uploadt - hij uploadde - hij heeft geüpload

Slide 30 - Diapositive

Spelling Engelse werkwoorden
Bij de verleden tijd luister je naar de laatste klank.
Hoor je een s-klank, dan schrijf je in de verleden tijd een -t.

racen - ik race - hij racet - hij racete - hij heeft geracet
smashen - ik smash - hij smasht - hij smashte - hij heeft gesmasht

Slide 31 - Diapositive

Spelling Engelse werkwoorden
De uitspraak bepaalt of je aan het eind van de ik-vorm één of twee medeklinkers schrijft.
paintballen- ik paintball- hij paintballt- hij paintballde- hij heeft gepaintballd

grillen- ik gril- hij grilt- hij grilde- hij heeft gegrild
stressen - ik stres - hij strest - hij streste - hij is gestrest

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Oefenen?
ga naar: www.cambiumned.nl (2f/3F)
www.gespeld.nl

Slide 34 - Diapositive