Zaterdag 18 mei 2024 Herhaling werkwoordspelling

Welkom!
Wat gaan we doen:
  • Boekpresentaties
  • Herhaling werkwoordspelling
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecondary EducationAge 12,13

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Wat gaan we doen:
  • Boekpresentaties
  • Herhaling werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

Boekpresentatie:

Anna 
Oliver

Slide 2 - Diapositive

 Werkwoordspelling

Slide 3 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 4 - Carte mentale

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? 

Vragend maken
Tijd veranderen
Getal veranderen


Slide 5 - Diapositive

Wat is de ‘persoonsvorm’ in een zin?

De persoonsvorm is een vervoegde vorm van het werkwoord. Het is de werkwoordsvorm die hoort bij het onderwerp van de zin.

Slide 6 - Diapositive

tegenwoordige tijd
ik : ik-vorm                                    zwem                      word
jij : ik-vorm + t                              zwemt                     wordt
hij/zij/het: ik-vorm + t              zwemt                     word
wij: infinitief                                 zwemmen             worden
jullie: infinitief                             zwemmen             worden
zij: infinitief                                  zwemmen              worden

Slide 7 - Diapositive

verleden tijd zwakke werkwoorden
ik : ik-vorm + de/te                      beloofde              bakte
jij : ik-vorm + de/te                      beloofde              bakte
hij/zij/het: ik-vorm + de/te      beloofde               bakte
wij: ik-vorm + den/ten               beloofden            bakten
jullie: ik-vorm + den/ten           beloofden            bakten
zij: ik-vorm + den/ten                beloofden             bakten

Slide 8 - Diapositive

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 9 - Quiz

werkwoordspelling
A
De oude man bestuurt de auto
B
De oude man bestuurd de auto

Slide 10 - Quiz

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 11 - Quiz

Werkwoordspelling

Wat gebeur... er?
A
Gebeurd
B
Gebeurt

Slide 12 - Quiz

Werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 13 - Quiz

Wanneer gebruik het
't eX KofSCHiP?

Slide 14 - Carte mentale

Stam eindigt op:

t-k-f-s-ch-p

dan te(n)



lachen

stam = lach

ik lachte

wij lachten








't(ex)Kofschip:

Verleden tijd van zwakke werkwoorden

Voltooid deelwoord


werken
stam = werk
ik werkte
wij werkten

reizen
stam = reiz (!)
ik reisde
wij reisden

Slide 15 - Diapositive

Sterk en zwak werkwoord?
Verschil is belangrijk voor de verleden tijd

Slide 16 - Diapositive

Zwakke of regelmatige werkwoorden
Bij de zwakke werkwoorden wordt achter de stam van het werkwoord in de verleden tijd de uitgang -de of -te geplaatst:

werken - werkte - gewerkt
kleien - kleide - gekleid
reizen - reisde - gereisd

Slide 17 - Diapositive

Sterke werkwoorden
Bij sterke werkwoorden verandert de klinker in de verleden tijd en eindigt het voltooid deelwoord op 
-en:

lezen - las - gelezen
lopen - liep - gelopen
helpen - hielp - geholpen
wijzen - wees - gewezen

Slide 18 - Diapositive

Sterk of zwak werkwoord?

De hond blafte
A
sterk
B
zwak

Slide 19 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?

ik sliep
A
zwak
B
sterk

Slide 20 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?

Het vliegtuig vloog
A
sterk
B
zwak

Slide 21 - Quiz

Gisteren (pakken) ik de fiets uit de schuur
A
pakken
B
pakde
C
pakte
D
pak

Slide 22 - Quiz

Hij hou..... het niet zo lang uit in die hitte.
A
houd
B
hout
C
houdt

Slide 23 - Quiz

Vorig jaar (verdwijnen, vt) een leerling tijdens het schoolreisje.

Slide 24 - Question ouverte

De school heeft maatregelen (treffen, vd) tegen het spieken.

Slide 25 - Question ouverte

De wedstrijden eindig.... in een schoppartij waarna deze gestaakt werden.
A
eindigde
B
eindigden
C
eindigte
D
eindigten

Slide 26 - Quiz

Hij heeft al eerder op de circuit gerac.... in deze nieuwe auto van Porsche.
A
geracet
B
geraced
C
geract

Slide 27 - Quiz

Laatste vraag:

Slide 28 - Diapositive

Hij hou..... het niet zo lang uit in die hitte.
A
houd
B
hout
C
houdt

Slide 29 - Quiz

Volgende week:
  • Huiswerk in online leeromgeving
  • Denk aan schrijfopdracht Vrijheid
  • zaterdag 25 mei - les op school! 

Slide 30 - Diapositive