quarantaineles 1 do 15 april

quarantaine les 1
  • Je maakt zelf de les.
  • Je gaat kijkt bij elke dia en maakt de vragen die je tegenkomt. 
  • De docent kan zien of de dia's ziet en de vragen maakt.
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

quarantaine les 1
  • Je maakt zelf de les.
  • Je gaat kijkt bij elke dia en maakt de vragen die je tegenkomt. 
  • De docent kan zien of de dia's ziet en de vragen maakt.

Slide 1 - Diapositive

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Overtuigen.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 2 - Diapositive

duwen
  • Verplaatsen door er tegen aan te drukken
  • vooruit, of achteruit
  • hard of zacht duwen 
  • zin: Mijn auto heeft pech, ik probeer de auto naar een veilige plaats te duwen.
  • zin: Een winkelwagentje vooruit duwen kost niet veel kracht.

Slide 3 - Diapositive

de hangplek
  • een plek waar jongeren  tijd samen doorbrengen
  • kan binnen of buiten zijn
  • Met leeftijdgenoten samen zijn
  • wat doen de jongeren daar? chillen, praten, muziek luisteren, drinken, flirten,.........

Slide 4 - Diapositive

de mengelmoes
  • heel verschillende mensen of dingen door elkaar
  • verschillende (andere) culturen, religies, talen, hobby's, schoolopleiding,muziekstijlen, .................. 
  • zin: Op de hangplek was het een mengelmoes van jongeren
  • zin: In een grote stad zie je een mengelmoes aan culturen.

Slide 5 - Diapositive

doorbrengen
  • iets doen, ergens zijn
  • tijd doorbrengen: je doet iets gedurende een avond, een aantal uur,........
  • je doet iets op een bepaalde plek
  • zin: De jongens en meisjes brengen veel tijd door op school.
  • Zin: de jongens brengen de tijd door met chillen op de hangplek. 

Slide 6 - Diapositive

dicht
  • er zit niet veel ruimte tussen
  • tegenstelling: open
  • dichtdoen: je zorgt ervoor dat er geen opening is
  • zin: Ik sla de deur hard dicht.
  • zin: de slagbomen van de spoorwegovergang van de trein gingen al dicht, ik was te laat!

Slide 7 - Diapositive

In welke zin wordt een mengelmoes' bedoeld?
A
De jongeren staan elke avond bij het plein.
B
In het buurthuis waren er veel verschillende mensen bij elkaar.
C
De deur werd hard dichtgeslagen.
D
Ik breng veel tijd door met schoolwerk.

Slide 8 - Quiz

Wat betekent:
doorbrengen
Er zijn meer antwoorden goed.
A
Bezig zijn in tijd.
B
Ergens zijn, op een plek/plaats.
C
verplaatsen door er tegen aan te drukken.
D
Bezig zijn met iets wat je doet.

Slide 9 - Quiz

Welke zin hoort bij
de hangplek
Er zijn meer antwoorden goed
A
De pubers komen graag bij elkaar.
B
De ouderen zijn vaker thuis.
C
Ik ga elke avond naar het voetbalveld, lekker voetballen.
D
Ik ga elke avond naar het bankje. Fijn chillen met mijn vrienden.

Slide 10 - Quiz

Maak een zinnen.
Met elk woord 1 zin
de hangplek - de mengelmoes - doorbrengen -dicht

Slide 11 - Question ouverte

Burgerschap
We gaan leren hoe de Nederlandse politiek werkt. We weten straks wat de woorden 'regering', 'parlement', 'minister' en 'verantwoordelijk' betekenen.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Waar of niet waar?
Vanaf 1848 is de koning niet meer de baas van Nederland.

Slide 15 - Diapositive

Waar of niet waar?
De regering krijgt in 1848 de meeste macht.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Waar of niet waar?
De koning en de ministers zijn samen het parlement.

Slide 19 - Diapositive

Waar of niet waar?
Ministers zijn verantwoordelijk voor het besturen van het land.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Waar of niet waar?
Koning Willem-Alexander is ons staatshoofd.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Vul de ontbrekende woorden in van de 2 dia's hieronder. Kies uit:
symbolische - macht - het parlement - de minister - politiek - de regering - officiële - de koning

Slide 24 - Question ouverte

Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit:
symbolische - macht - het parlement - de minister - politiek - de regering - officiële - de koning



.1.
 

1. ......................gaat over hoe het land bestuurd wordt.
 De koning en ministers zijn samen 2............................. 
3................ bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer. Je kunt zeggen dat 4. ....................‘het gezicht’ is van Nederland. Maar hij heeft weinig 5.. ...........................Het parlement en de ministers maken samen de plannen voor Nederland. 

Slide 25 - Diapositive

6. .....................................van Financiën is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het geld in Nederland. De koning heeft in Nederland vooral een 7. ............................ functie. We noemen hem het staatshoofd. Bij veel 8........................ gebeurtenissen is hij aanwezig, zoals bij de opening van een nieuw belangrijk museum.

Slide 26 - Diapositive

Kijk naar de volgende dia.
Schrijf hieronder bij 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 welke landen in Europa een koninkrijk hebben. Gebruik een atlas of je telefoon.

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Diapositive

Klaar? 
fijn! goed gedaan!!

Er komt nog een les naar je toe. Die kun je maken `vòòr maandag!

Slide 29 - Diapositive