W23 NE 1G Grammatica H6 Les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Nieuwe week & Nieuwe taak

week 22 (25 t/m 29 mei)

• Antwoorden weektaak 22
• Uitleg grammatica H6
  

1. bijwoord

• Even oefenen in de LessonUp
• Eindtaken

1. Werken op jouw niveau: extra uitleg, herhaling of verdieping
2. Kijken, luisteren en woordenschat

Leerdoelen

Deze week oefen je met:

• het herkennen en gebruiken voorzetsel.
• het herkennen van bijwoorden.

Grammatica H6

Antwoorden weektaak 22 

 Opdracht 1 t/m 4 (blz. 178-179) en opdracht 17 en 18 (blz. 254).

Grammatica woordsoorten H6

• Bijwoorden uitleg
• Oefenen bijwoorden
• Eindtaken

Grammatica: woordsoorten

Vorige week hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld als 'zinsdeel'. Deze week gaan we het bijwoord als 'woordsoort' behandelen. 

De bijwoordelijke bepaling en het bijwoord hebben met elkaar te maken. 

Bijwoord

Zoals ik hierboven al schreef hebben de bijwoordelijk bepaling en het bijwoord met elkaar te maken. Het is namelijk zo dat, wanneer een bijwoordeling bepaling maar uit één woord bestaat bij de zinsontleding, dit ene woord altijd een bijwoord is bij het benoemen van de woordsoorten. Als een bijwoordelijke bepaling uit meer dan één woord bestaat, zit daar géén bijwoord bij. Het bijwoord staat óf alleen in een zin óf maakt deel uit van een ander zinsdeel. Wij  / hebben  /  een heel gezellig uitstapje / gemaakt. 

vraagwoorden

De vraagwoorden die je gebruikt om een bijwoordelijke bepaling te vinden noemen we bij het benoemen van de woordsoorten bijwoorden. Wanneer gaan jullie op vakantie?  wanneer = bijwoord

Hoe heb jij je proefwerk gemaakt? hoe = bijwoord

Waarom doe je zo? waarom = bijwoord

Een bijwoord zegt iets over

- een werkwoord : die auto / rijdt / hard

- een bijvoeglijk naamwoord : mijn tante / eet / een erg lekker koekje

- een ander bijwoord : hij / ging / heel vroeg / slapen

Let op !!

Sommige woorden kunnen zowel een bijwoord als een bijvoeglijk naamwoord zijn. Dan moet je goed kijken waar het woord bijhoort. Als het iets zegt over een zelfstandig naamwoord, is het een bijvoeglijk naamwoord . 

ik lees een mooi boek  : mooi = bn

maar: hij speelt mooi piano  : mooi = bw 

OEFENEN

Bekijk de filmpjes en de dia's. Maak daarna de quizvragen. Je herkent de bijwoorden en je kunt onderscheid (= verschil) maken tussen bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

Hij loopt hard.

Het bijwoord hard -> zegt iets over het werkwoord lopen.

(Hoe loopt hij ?)

Hij loopt heel hard.

Het bijwoord heel -> zegt iets over het andere bijwoord hard .

(Hoe hard loopt  hij ?)

Het is een ontzettend mooi huis !

Het bijwoord ontzettend -> zegt iets over

het bijvoeglijk naamwoord mooi .

's Morgens ga ik altijd naar de wc.

Het bijwoord 's morgens -> zegt iets over

 de tijd

(wanneer ?)

Hier heb ik het gevonden !

Het bijwoord hier -> zegt iets over 

de plaats

(waar?)

Haal alle bijwoorden uit deze zin:

1) Natuurlijk zijn gamers in vergelijking met sporters erg ongezond.

1. natuurlijk, erg
2. natuurlijk, erg, ongezond
3. erg,ongezond

Haal alle bijwoorden uit deze zin:

2) In de wintermaanden moesten we dagelijks levertraan slikken.

1. wintermaanden
2. dagelijks
3. dagelijks, levertraan
4. levertraan

Haal alle voorzetsels uit deze zin:

3) Waardoor kun je overdag de sterren niet zien?

1. waardoor
2. je
3. niet
4. -

Haal alle bijwoorden uit deze zin:

3) Waardoor kun je overdag de sterren niet zien?

1. waardoor, overdag
2. niet
3. overdag, niet
4. waardoor, overdag, niet

Haal alle bijwoorden uit deze zin:

4) Na de oorlog begon ons land onmiddellijk aan de wederopbouw.

1. oorlog
2. onmiddellijk
3. wederopbouw
4. -

Haal alle bijwoorden uit deze zin:

5) Wij moesten tijdens de gymles erg hard lachen.

1. erg
2. hard
3. erg, hard
4. lachen

Haal alle bijwoorden uit deze zin:

6) Dankzij het internet kun je tegenwoordig archiefstukken thuis lezen.

1. tegenwoordig
2. tegenwoordig, thuis
3. thuis
4. thuis lezen

Werken op eigen niveau

Werken op eigen niveau

De online lesmethode zorgt ervoor dat jij op het juiste niveau kunt oefenen. Iedereen start met een basisoefening. Vervolgens berekent het programma met welke oefeningen jij verder gaat. Uiteindelijk leert iedereen hetzelfde, maar op zijn eigen tempo.

• Oefeningen met extra uitleg
  
• Verder oefenen
  
• Oefeningen met extra uitdaging

Eindtaken week 23

• Grammatica H6 - woordsoorten (=voorzetsel en bijwoord)

1. Maak in de online methode de opdrachten bij grammatica woordsoorten H6 (=voorzetsel en bijwoord).
   
2. Je hebt al een deel gemaakt, dus je werkt nu verder aan de opdrachten die horen bij hoofdstuk 6 woordsoorten. 

• Kijken, luisteren en woordenschat.

1.  Kies deze week een programma, serie of film. Je mag zelf bepalen wat: van The Ducktales tot aan het journaal.
2. Kijk naar een aflevering en noteer vijf woorden die voor jou onbekend zijn. Zoek de woorden op en noteer de betekenis.
3. Lever via de volgende dia de antwoorden in.

Noteer welk programma je hebt gekeken en noteer de vijf woorden en betekenissen.

Lever hier de opdrachten van grammatica in. (Alleen wanneer je deze in je schrift maakt.)

Weektaak 23 afgerond