herhaling H6

Vragen H6
In deze les krijg je een aantal vragen over de theorie van hoofdstuk 6. Weet je een vraag niet of heb je een vraag fout beantwoord zorg dan dat je de theorie nog eens doorleest en goed snapt.
Daarnaast ga je natuurlijk nog een paar sommen uit je boek oefenen.
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare school

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Vragen H6
In deze les krijg je een aantal vragen over de theorie van hoofdstuk 6. Weet je een vraag niet of heb je een vraag fout beantwoord zorg dan dat je de theorie nog eens doorleest en goed snapt.
Daarnaast ga je natuurlijk nog een paar sommen uit je boek oefenen.

Slide 1 - Diapositive

Welke figuren zijn vlakke figuren?
A
2, 7, 8
B
1, 3, 4, 5
C
1,3,8
D
geen

Slide 2 - Quiz

Welke vlakke figuren hebben een rechte hoek ?
A
vlieger
B
parallellogram
C
vierkant
D
ruit

Slide 3 - Quiz

Hoe heet dit figuur:
A
Trapezium
B
Vlieger
C
Parallellogram
D
Vierhoek

Slide 4 - Quiz

Hoe heet dit figuur?
A
parallellogram
B
Vlieger
C
trapezium
D
gelijkbenig trapezium

Slide 5 - Quiz

Hoe heet dit figuur?
A
ruit
B
vierkant
C
vlieger
D
trapezium

Slide 6 - Quiz


Welk vlakke figuur is dit?
A
Trapezium
B
Vierkant
C
Rechthoek
D
Parallellogram

Slide 7 - Quiz

In de tekening hiernaast zie
je vlakke figuren die met
rode lijken zijn verdeeld.
Hoe heten die rode lijnen?
A
strepen
B
symmetrie-assen
C
lijntjes
D
???

Slide 8 - Quiz

Welke figuren hebben symmetrie assen?
A
3 en 5
B
1,2 en 4
C
2, 4 en 5
D
1, 3 en 4

Slide 9 - Quiz

Welke van de onderstaande vlakke figuren hebben precies twee symmetrieassen.
A
Vierkant Rechthoek
B
Ruit Vlieger
C
Rechthoek Parallellogram
D
Ruit Rechthoek

Slide 10 - Quiz

We zien een figuur met..
A
Diagonalen
B
Symmetrie-assen

Slide 11 - Quiz

Hoeveel symmetrie assen heeft een vierkant?
A
0
B
1
C
2
D
4

Slide 12 - Quiz

Hoeveel symmetrie assen heeft dit figuur?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 13 - Quiz

Hoeveel symmetrie-assen heeft dit figuur denken je?
A
1
B
3
C
4
D
6

Slide 14 - Quiz

Hoeveel symmetrie assen kun je hier tekenen?
A
0
B
4
C
8
D
12

Slide 15 - Quiz

Hoeveel symmetrie assen heeft deze figuur?
A
2
B
1
C
3
D
0

Slide 16 - Quiz

Hoeveel symmetrie assen heeft een rechthoek?
A
0
B
1
C
2
D
4

Slide 17 - Quiz

Hoe noem je dit?
A
Motief
B
Patroon

Slide 18 - Quiz

Vraag 8: Welk patroon hieronder is schuifsymmetrisch?
A
B
C
D
Geen van deze.

Slide 19 - Quiz

Een schip vaart een koers van 90 graden. In welke richting vaart dit schip?
A
westen
B
zuiden
C
oosten
D
noorden

Slide 20 - Quiz

2.
Wat is niet waar?

A
Een koershoek meet je vanuit het Zuiden.
B
Een koershoek is in graden.
C
Bij het vertrekpunt teken je de Noordpijl.
D
Koers is bijvoorbeeld Zuiden.

Slide 21 - Quiz

Hoe heten de hoeken 2 en 5?
A
Gestrekte hoeken
B
Rechte hoeken
C
Overstaande hoeken
D
Stompe hoeken

Slide 22 - Quiz

Welke hoeken zijn samen 180 graden?
A
A1+A2
B
A1+A3
C
A2+A4
D
A2+A3

Slide 23 - Quiz

Hoeveel graden zijn de hoeken van een driehoek samen?
A
0
B
90
C
180
D
360

Slide 24 - Quiz

Alle hoeken van een vierhoek zijn samen
A
180 graden
B
Altijd verschillend
C
540 graden
D
360 graden

Slide 25 - Quiz

Welke kijkhoek is het grootst?
A
David
B
Maas

Slide 26 - Quiz

Als je door een raam naar buiten kijkt zie je alles binnen jouw kijkhoek. Wat gebeurd er met de kijkhoek als jij dichter bij het raam gaat staan?
A
De kijkhoek blijft gelijk
B
De kijkhoek wordt kleiner
C
De kijkhoek wordt groter
D
Ik heb geen kijkhoek meer

Slide 27 - Quiz

4.
Schaal is 1:400
Hoe spreek je dit uit?
A
1 dubbele punt 400
B
1 2 stipjes 400
C
1 gedeeld door 400
D
1 staat tot 400

Slide 28 - Quiz

5 cm op de kaart, is in werkelijkheid 5 km. Wat is dan de schaal?
A
1 : 1
B
1 : 10 000
C
1 : 100 000
D
1 : 1 000 000

Slide 29 - Quiz

Bereken de werkelijkheid
Schaal 1:30
Schaalmodel is 3 cm.
A
10
B
120
C
90
D
30

Slide 30 - Quiz

Schaal 1 : 80
Schaalmodel is 7 cm.

Bereken de werkelijkheid
A
870
B
120
C
560
D
480

Slide 31 - Quiz


A
schaal 1:15
B
schaal 1: 75

Slide 32 - Quiz


A
Schaal 4:1
B
Schaal 1:4
C
Schaal 6:1
D
Schaal 1:6

Slide 33 - Quiz

Hoe heet dat
zwart/witte ding?
A
een lijn
B
een schaal
C
een lineaal
D
een schaallijn

Slide 34 - Quiz

Welke schaal hoort er bij deze schaallijn?
A
1:200
B
1:1200
C
1:20000
D
200:1200

Slide 35 - Quiz

5. Welke schaal hoort bij deze schaallijn? Ga er vanuit dat 1 stukje 1 cm is!
A
1 : 25
B
1 : 25000
C
1 : 2500
D
1 : 250

Slide 36 - Quiz

Schaal op een kaart is 1 : 4.000.000
Hoeveel kilometer is 1 cm op de kaart in werkelijkheid?
A
4 kilometer
B
40 kilometer
C
0.4 kilometer
D
400 kilometer

Slide 37 - Quiz

Een kaart heeft een schaal van:
1 : 50.000
dit betekent dat 1 cm op de kaart =
A
50 km
B
0,5 km
C
5 km
D
5000 m

Slide 38 - Quiz

Wat is de oppervlakte van de
rechthoek?

A
5cm2
B
10cm
C
12,5cm2
D
10cm2

Slide 39 - Quiz

Wat is de oppervlakte van deze rechthoek?
A
1m2
B
10km2
C
10m2
D
1km2

Slide 40 - Quiz

Oppervlakte van een driehoek
A
21zijdehoogte
B
21zijdebijbehorendehoogte
C
zijdehoogte
D
zijdebijbehorendehoogte

Slide 41 - Quiz

Bereken de oppervlakte van de driehoek.
A
14cm2
B
4cm2
C
28cm2
D
12cm2

Slide 42 - Quiz

Wat is de oppervlakte van de driehoek hiernaast?
A
364mm2
B
390mm2
C
336mm2
D
108mm2

Slide 43 - Quiz

De rode lijn is ….
A
de oppervlakte van de cirkel
B
de omtrek van de cirkel
C
de diameter van de cirkel
D
de straal van de cirkel

Slide 44 - Quiz


Oppervlakte cirkel = ...
A
straalstraalπ
B
straalπ
C
diameterπ
D
diameterππ

Slide 45 - Quiz

Bereken de oppervlakte
van de cirkel.

A
5Xπ=15,71cm2
B
5x5=25cm²
C
5X5Xπ=78,54cm2
D
10Xπ=31,41cm2

Slide 46 - Quiz



Bereken de oppervlakte van de cirkel

A
314 cm
B
78,5 cm
C
15,7 cm
D
31,4 cm

Slide 47 - Quiz

Bereken de omtrek
van de cirkel.

A
5π=15,71cm2
B
55=25cm2
C
55π=78,54cm2
D
10π=31,41cm

Slide 48 - Quiz

Bereken de omtrek
van de cirkel in meters.
A
62,831...m
B
256,637...m
C
125,663...m
D
5026,548...m

Slide 49 - Quiz