Regelmatige werkwoorden eindigen op -ir, -er, -re

• Frans
• Middelbare school
• vmbo g, havo
• Leerjaar 3

Répéter les verbes -er, -ir et -re

Hoe vervoeg je de regelmatige werkwoorden die eindigen -er, -ir en -re

1. Haal -er, -ir of -re van het hele werkwoord af (de stam maken)

2. Plaats de goede uitgang erachter

'We gaan nu vertellen wat die uitgangen zijn!'

De uitgangen van -er zijn:

je    -e

tu    -es

il/elle    -e

on    -e

nous   -ons 

vous    -ez

ils/elles    -ent

Vervoeg:
Vous (chercher)

1. vous cherchez
2. vous cherchent
3. vous cherches
4. vous chercher

Vervoeg:
Elle (jouer)

1. elle joues
2. elle joue
3. elle jouer
4. elle jouent

De uitgangen van -re zijn:

je    -s

tu    -s

il/elle    -

on    -

nous    -ons

vous    -ez

ils/elles    -ent

Vervoeg:
On (dèfendre)

1. on dèfendre
2. on dèfend
3. on dèfends
4. on dèfendons

de uitgangen van -ir zijn:

je    -is

tu     -is

il/elle    -it

on     -it

nous     -issons

vous    -issez

ils/elles    -issent

Vervoeg:
Tu (grandir)

1. tu grandit
2. tu grandissons
3. tu grandissent
4. tu grandis

le passé composé (vtt):

• speelt zich af in de verleden tijd 
• bestaat uit 2 werkwoorden: 
• 1. hulpwerkwoord (avoir of être)
• 2. voltooid deelwoord,     regels:
• stam + é (bij ww eindigend op -er)
• stam + u (bij ww eindigend op -re)
• stam + i (bij ww eindigend op -ir)

Wat is goed?

1. elles ont parlent
2. elles ont parlé

Zet in de passé composé:
Nous (travailler=werken)

Mettez au passé composé:
ils (choisir=kiezen)

Mettez au passé composé:
on (vendre=verkopen)