Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
A
Smelten
B
Verdampen
C
Condenseren
D
Stollen (Bevriezen)
Slide 1 - Quiz
A
Smelten
B
Verdampen
C
Condenseren
D
Stollen (Bevriezen)
Slide 2 - Quiz
Welke fase-overgang is er, wanneer je en gesmolten ijsje in de vriezer legt
A
Smelten
B
Verdampen
C
Condenseren
D
Stollen (Bevriezen)
Slide 3 - Quiz
Bij de fase-overgang rijpen gaat water van ...
rijp
A
vast naar vloeibaar
B
gas naar vast
C
vloeibaar naar vast
Slide 4 - Quiz
Water verandert in ijs:
IJs verandert in water:
Waterdamp verandert in druppels:
water verandert in damp:
Condenseren
Bevriezen
Smelten
Verdampen
Slide 5 - Question de remorquage
Stollen
Smelten
Vervluchtigen
Rijpen
Slide 6 - Question de remorquage
Welke pijl hoort bij de fase-overgang condenseren?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 7 - Quiz
Welke pijl hoort bij de fase-overgang vervluchtigen?
A
1
B
2
C
5
D
6
Slide 8 - Quiz
Welke faseovergang zie je in het plaatje?
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Vervluchtigen
D
Rijpen
Slide 9 - Quiz
De was droogt ook als het vriest. Welke faseovergang heeft er plaatsgevonden?(sublimatie)
A
Stollen
B
Verdampen
C
Smelten
D
Vervluchtigen
Slide 10 - Quiz
Welke faseovergang zie je in het plaatje?
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Sublimeren
D
Koken
Slide 11 - Quiz
hoe heet deze faseovergang? vast --> vloeibaar
A
rijpen
B
smelten
C
stollen
D
verdampen
Slide 12 - Quiz
A
Smelten
B
Verdampen
C
Condenseren
D
Stollen (Bevriezen)
Slide 13 - Quiz
A
Smelten
B
Verdampen
C
Condenseren
D
Stollen (Bevriezen)
Slide 14 - Quiz
Welke fase-overgang is er, wanneer je en gesmolten ijsje in de vriezer legt
A
Smelten
B
Verdampen
C
Condenseren
D
Stollen (Bevriezen)
Slide 15 - Quiz
Bij de fase-overgang rijpen gaat water van ...
rijp
A
vast naar vloeibaar
B
gas naar vast
C
vloeibaar naar vast
Slide 16 - Quiz
De was droogt ook als het vriest. Welke faseovergang heeft er plaatsgevonden?
A
stollen
B
verdampen
C
smelten
D
vervluchtigen
Slide 17 - Quiz
Door welke faseovergang is dit ijs ontstaan?
A
rijpen
B
bevriezen
C
smelten
D
condenseren
Slide 18 - Quiz
van vloeibaar naar gasvormig heet?
A
condenseren
B
smelten
C
stollen
D
verdampen
Slide 19 - Quiz
Hoe noem je de 'streepjes' en getallen op een thermometer ?
A
de meetwaardes
B
de temperatuur in graden Celsius
C
ijkwaarden
D
schaalverdeling
Slide 20 - Quiz
In welke fase zit water als het mist?
A
vast
B
gas
C
vloeibaar
Slide 21 - Quiz
In welke fase overgang zie je hier?
A
vervl
B
gas
C
vloeibaar
Slide 22 - Quiz
In welke fase zit water als het mist?
A
vast
B
gas
C
vloeibaar
Slide 23 - Quiz
In welke fase zit water als het mist?
A
vast
B
gas
C
vloeibaar
Slide 24 - Quiz
Hoe komt het dat een stof verschillende fasen heeft ?
A
doordat moleculen veranderen
B
door de temperatuur
C
doordat moleculen met verschillende snelheden bewegen
D
door de luchtdruk
Slide 25 - Quiz
In een vloeistof hebben de moleculen:
A
geen vaste plek
B
elk hun eigen plek
C
het gezellig en nooit dorst
Slide 26 - Quiz
In een vaste stof zitten de moleculen:
A
op hun eigen plek en bewegen niet
B
niet op een eigen plek omdat ze bewegen
C
op hun eigen plek maar bewegen
D
vast
Slide 27 - Quiz
ALLE watermoleculen zijn hetzelfde
A
ja
B
nee
Slide 28 - Quiz
Welke begrippen horen bij fasen en faseovergangen?
Fasen
Faseovergangen
Gas
Vloeibaar
Vast
Vervluchtigen
Rijpen
Stollen
Slide 29 - Question de remorquage
Rijpen is de faseovergang van:
A
vloeibaar naar gasvormige
B
gasvormige naar vloeibaar
C
gasvormige naar vast
D
vloeibaar naar vast
Slide 30 - Quiz
De faseovergang van vast naar gasvormig is:
A
verdampen
B
smelten
C
vervluchtigen
D
sublimeren
Slide 31 - Quiz
Met welke fase-overgang heb je te maken: als je je natte kleren laat drogen aan de waslijn?
A
vervluchtingen
B
condenseren
C
smelten
D
verdampen
Slide 32 - Quiz
Condenseren is de faseovergang van:
A
vast naar gasvormige
B
gasvormige naar vloeibaar
C
vloeibaar naar gasvormige
D
vloeibaar naar vast
Slide 33 - Quiz
Een dik pak sneeuw verdwijnt als de temperatuur boven 0 °C komt. Het gaat dan dooien. Op en naast de sneeuw zie je waterplassen ontstaan. Met welke fase-overgang heb je te maken als het dooit?
A
condenseren
B
smelten
C
stollen
D
verdampen
Slide 34 - Quiz
Als je op een warme dag een flesje water uit de koelkast pakt, beslaat de buitenkant. Welke faseovergang is dit?