Je kunt uitleggen welke bevoegdheden de politie heeft en voor welke bevoegdheden het toestemming moet krijgen
Je kunt uitleggen welke discussie er bestaat rondom de bevoegdheden van de politie
Je kunt uitleggen hoe het onderzoek van de politie verloopt
Je kent je rol in de rechtszaak en weet wat deze inhoudt
Slide 3 - Diapositive
Wat is het begrip?
Overheid (8p)
Beperkingen (6p) =
Ne bis Idem (4p)
Strafbaarheid (2p)
Legaliteitsbeginsel = De overheid mag alleen de vrijheid van burgers beperken als die beperkingen in wetten zijn vastgelegd.
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Officier van Justitie (OM)
Taken:
Geef leiding aan het politieonderzoek
Beoordeelt het verzamelde bewijs (Procesverbaal):
Vervolgen: OM stapt naar de rechter
Seponeren: OM gaat niet over tot vervolging: zaak is ten einde
Transactie: Deal tussen verdachte en OM: geldbedrag (niet altijd schuldig)
Strafbeschikking: Deal tussen verdachte en OM (schuld staat vast)
Slide 7 - Diapositive
Preventief fouilleren moet overal in Nederland worden ingevoerd
Eens
Oneens
Slide 8 - Sondage
Aan de slag (15 min).
1. Lees 2.4 rustig door
2. Lees op het informatieblad op teams over jullie rol en het verloop van een rechtszaak.
3. Gebruik bladzijde 47 & 48 uit je boek en het informatieblad op teams om voor te bereiden wat je gaat zeggen tijdens de rechtszaak.
4 groepen
De rechters
De officier van justitie
De verdachte en advocaten
Het slachtoffer
Getuigen
Slide 9 - Diapositive
I. Van de ne bis in idem-regel kan in bijzondere gevallen worden afgeweken als er sprake is van nieuw hard bewijs. II. De ne bis in idem-regel voorkomt de behandeling in hoger beroep.
A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 10 - Quiz
Een verdachte kan alleen gestraft worden als:
A
de verdachte niet ontoerekenings-vatbaar is, hij bekend heeft en er geen sprake is van noodweer.
B
hij bekend heeft, er voldoende bewijsmateriaal is en de verdachte niet ontoerekeningsvatbaar wordt verklaard.
C
het gaat om een strafbaar feit, er sprake is van noodweer en het ten laste gelegde geheel bewezen is.
D
het ten laste gelegde geheel bewezen is, het om een strafbaar feit gaat en de verdachte geen wettelijk excuus heeft voor zijn handelen.
Slide 11 - Quiz
Sommige mensen vinden dat bij strafoplegging vooral de slachtoffers genoegdoening moeten krijgen. Welke doelen van straf spelen dan vooral een rol? Ligt je antwoord toe
Slide 12 - Question ouverte
Slide 13 - Diapositive
Zie bron vorige pagina: De officier van justitie eiste tegen de vrouw een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan de helft voorwaardelijk. De advocaat vroeg vrijspraak. Wat is waar?
A
De rechter moet de vrouw vrijspreken, want er is sprake van noodweer.
B
De rechter mag geheel zelf de hoogte van de straf bepalen, want hij is onafhankelijk.
C
De rechter moet bij zijn vonnis rekening houden met de bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht.
D
De rechter mag geen hogere straf geven dan de officier van justitie eist.
Slide 14 - Quiz
Zie bron, twee pagina's terug. Voor welk soort gerecht wordt deze verdachte in eerste instantie voorgeleid en bij welk soort gerecht kan deze verdachte daarna in hoger beroep gaan?