4HAVO_Chapitre 1_Toetsvoorbereiding

Programme 29 octobre

Grammaire C = les comparaisons

Questions Toetsweek

L'objectif: ik weet hoe ik de vergelijkende en overtreffende trap in het Frans kan maken + ik weet wat ik (nog) moet leren voor de toetsweek

1 / 32

Slide 1: Diapositive

FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

La durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Programme 29 octobre

Grammaire C = les comparaisons

Questions Toetsweek

L'objectif: ik weet hoe ik de vergelijkende en overtreffende trap in het Frans kan maken + ik weet wat ik (nog) moet leren voor de toetsweek

Slide 1 - Diapositive

Toetsweek

Slide 2 - Diapositive

Formatieve toets inzien/ophalen

Dinsdag 11.00 - 11.15 uur lerarenkamer

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Maak

Aantekeningen

Slide 5 - Diapositive

Les comparaisons

le comparatif =

vergelijking / vergrotende trap

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Le superlatif

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Théo est (groter) que Julien.

Slide 11 - Question ouverte

Aimée est (gevoeliger) que Julie.

Slide 12 - Question ouverte

Laura est (het spontaanst)

Slide 13 - Question ouverte

François a (de beste) notes.

Slide 14 - Question ouverte

Grammaire A + B = VERBES

ER / IR / RE: présent + passé composé

Aller, avoir, être: présent + passé composé + imparfait

Slide 15 - Diapositive

Bij welk werkwoord horen deze vormen?

AVOIR (hebben)

ÊTRE (zijn)

Nous sommes

Je suis

Tu as

Vous avez

Ils sont

Elle est

On a

Nous avons

Il a

J'ai

Ils ont

Vous êtes

Slide 16 - Question de remorquage

issons

issez

issent

je fin

tu fin

il, elle, on fin

nous fin

vous fin

ils, elles fin

Slide 17 - Question de remorquage

Wij hebben verloren

Slide 18 - Question ouverte

hij wint

Slide 19 - Question ouverte

jullie hebben beweerd

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive

De passé composé bestaat uit
een hulpwerkwoord & een voltooid deelwoord

ik heb gegeten
j'ai mangé

Het voltooid deelwoord van de er-werkwoorden maak je door stam + é

j'ai dépensé

tu as dépensé

il/elle/on a dépensé

nous avons dépensé

vous avez dépensé

ils/elles ont dépensé

Slide 22 - Diapositive

Passé composé

ER werkwoorden = hulpwerkwoord & stam + é

j'ai parlé

IR werkwoorden = hulpwerkwoord & stam + i

j'ai choisi

RE werkwoorden = hulpwerkwoord & stam + u

j'ai vendu

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Passé composé

hulpwerkwoord + voltooid deelwoord

être = j'ai été = ik ben geweest

avoir = j'ai eu = ik heb gehad

aller = je suis allé = ik ben gegaan

Slide 25 - Diapositive

Imparfait = verleden tijd

Stam = nous-vorm - ONS

avoir > nous avons > av

aller > nous allons > all

être > nous sommes! > ét

Uitgangen

AIS

AIT

IONS

IEZ

AIENT

Slide 26 - Diapositive

Imparfait être

j'étais = ik was

tu étais = jij was

il était = hij was

nous étions = wij waren

vous étiez = jullie waren / u was

ils étaient = zij waren

Slide 27 - Diapositive

ik was

Slide 28 - Question ouverte

hij heeft

Slide 29 - Question ouverte

jij bent gegaan

Slide 30 - Question ouverte

wij hadden

Slide 31 - Question ouverte

Questions

Slide 32 - Diapositive