3.1 De torso + 3.6 De ligging van de organen

• Biologie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

3.1 De torso

• Je moet in de bouw van een organisme orgaanstelsels, organen, weefsels en cellen kunnen onderscheiden.
• Je moet in een afbeelding van een torso de belangrijkste organen kunnen benoemen. Ook moet je kunnen aangeven tot welke organenstelsels deze organen behoren.

Organen

Een orgaan is een
deel van een 
organisme met een
of meer functies.

Hierboven zie je een torso zoals in het biologielokaal.
Sleep de namen van de organen naar het juiste orgaan.

Nier

Longen

Lever

Luchtpijp

Aorta

Orgaanstelsels

Enkele organen samen met een bepaalde functie.

Hiernaast zie je een orgaanstelsel van een hond. Welk orgaanstelsel is dit?

1. Ademhalingsstelsel
2. Bloedvatenstelsel
3. Skelet
4. Verteringsstelsel

In de afbeeldingen hiernaast staat een orgaanstelsel.
Geef de naam en functie van dit orgaanstelsel.

Cellen

Organen zijn opgebouwd uit cellen.

Wat is een cel?

1. De kleinste bouwsteen van een organisme.
2. Een kamer voor overtreders van de wet.
3. Meerdere weefsels samen.
4. Meerdere organismes samen.

Weefsels

Een weefsel is een groep
cellen met dezelfde vorm
en dezelfde functie.

MOLECUUL

ATOOM

ORGAAN

ORGANISME

ORGAANSTELSEL

WEEFSEL

CEL

3.6 De ligging van de organen

• Je moet in afbeeldingen van doorsneden van de romp van een mens de organen kunnen benoemen.

Middenrif

Organen door 
het middenrif:

• Aorta
• Onderste 
  holle ader
• Slokdarm

Dunne darm

Borstholte

Longen

Maag

Lever

Dikke darm

Spier

Buikholte

Hart

Slokdarm

Aan de slag!

Basisstof 3.1 (hb p. 60 t/m 62)

• Opdrachten 1 t/m 4 (wb p. 59 t/m 61), inkleuren hoeft niet.

Basisstof 3.6 (hb p. 70)

• Opdracht 20 (wb. p. 73 en 74), inkleuren hoeft niet.