Over Taal Tg3a - BLok 1 t/m 4

Welk woord past bij 'afzwakken'?
1 / 22
suivant
Slide 1: Carte mentale
nederMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welk woord past bij 'afzwakken'?

Slide 1 - Carte mentale

Wat betekent 'pril'?
A
inenting
B
zonder fouten
C
pas ontstaan
D
rijk

Slide 2 - Quiz

Waar denk je aan bij 'incident'?

Slide 3 - Carte mentale

Wat betekent 'exporteren'?

Slide 4 - Question ouverte

Zoek het passende woord bij de afbeelding
Lanceren
Interpunctie
vaccinatie
verschepen

Slide 5 - Question de remorquage

Zoek een passende afbeelding bij 'welgesteld'?

Slide 6 - Question ouverte

Welk woord past niet bij 'volledig'?
A
Geheel
B
Stukje
C
Alles
D
Helemaal

Slide 7 - Quiz

Maak een zin met 'concurrentie'.

Slide 8 - Question ouverte

Welke woord past bij 'cruciaal'?

Slide 9 - Carte mentale

Welk woord past bij de achtergrondafbeelding?
A
Rigoureus
B
Complicaties
C
Chemicaliën
D
Effectief

Slide 10 - Quiz

Zoek het passende woord bij de afbeelding
database
ontgrendelen
onheil
infrastructuur

Slide 11 - Question de remorquage

Wat betekent 'rigoureus'?
A
zonder fouten
B
beslissend
C
rijk
D
grondig

Slide 12 - Quiz

Leg uit wat 'interactief' betekent.

Slide 13 - Question ouverte

Zoek het passende woord bij de afbeelding
substantie
prototype
dilemma
investeren

Slide 14 - Question de remorquage

Welk woord past bij 'handelen'?

Slide 15 - Carte mentale

Wat betekent 'benadrukken'?
A
Extra aandacht op iets leggen
B
beschrijven hoe iets zou moeten worden
C
zeggen hoe iets in elkaar zit
D
Nog eens goed uitleggen

Slide 16 - Quiz

Zoek een afbeelding die past bij 'de dupe zijn'

Slide 17 - Question ouverte

Maak een zin met het woord 'goedlopend'.

Slide 18 - Question ouverte

Zoek het juiste woord bij de juiste betekenis.
afdingen
melding maken
forens
vorm
hoe iets eruit ziet
minder bieden
werkt buiten woonplaats
melden

Slide 19 - Question de remorquage

Leg uit wat 'het effect' betekent.

Slide 20 - Question ouverte

Wat vond je van deze manier van oefenen?
A
Leuk!
B
Saai..
C
Niet bijzonder leuk of saai
D
Anders

Slide 21 - Quiz

Help dit om goed voorbereid te zijn op de toets?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje
D
Weet ik niet

Slide 22 - Quiz