Quiz H2

Wat is inflatie
A
Stijging van de koopkracht
B
Algemene daling van de prijzen
C
Algemene stijging van de prijzen
D
Daling van de koopkracht
1 / 35
suivant
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat is inflatie
A
Stijging van de koopkracht
B
Algemene daling van de prijzen
C
Algemene stijging van de prijzen
D
Daling van de koopkracht

Slide 1 - Quiz

wat zijn incidentele uitgaven
A
het geld dat je krijgt
B
grote uitgaven die je af en toe doet
C
kleine uitgaven voor je dagelijks leven

Slide 2 - Quiz

Reserveren is hetzelfde als sparen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

wat is de inkomensvorm van zakgeld?
A
arbeid
B
bezit
C
overdracht

Slide 4 - Quiz

Koopkrachtstijging betekent dat je ..
A
Meer kunt kopen
B
Minder kunt kopen
C
Dat je nog hetzelfde kunt kopen
D
Dat je inkomen daalt

Slide 5 - Quiz

Overdrachtsinkomens maken de inkomensverschillen..
A
kleiner
B
groter
C
maakt geen verschil

Slide 6 - Quiz

Meestal moet je geld reserveren voor vaste lasten.
A
Waar!
B
Niet waar!

Slide 7 - Quiz

Budgetteren is zorgen dat je inkomsten niet hoger worden dan je uitgaven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Wat is reservering per maand?
A
bedrag dat je nodig hebt per maand
B
geld dat je per maand over hebt
C
elke maand een vlucht boeken

Slide 9 - Quiz

Welke soort uitgaven zijn de uitgaven voor het repareren van je fiets?
A
Incidentele uitgaven
B
Dagelijkse uitgaven
C
Kleine uitgaven
D
Vaste lasten

Slide 10 - Quiz

Wat is GEEN incidentele uitgave?
A
Vakantie
B
Verzekering
C
Wasmachine
D
Nieuwe telefoon

Slide 11 - Quiz

Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven.
Tot welke groep behoort een abonnement op een tijdschrift?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven

Slide 12 - Quiz

Wat is géén inkomensvorm?
A
inkomen uit bezit
B
inkomen uit arbeid
C
inkomen uit zorg
D
overdrachtsinkomen

Slide 13 - Quiz

Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven.
Tot welke groep behoort een verjaardagscadeau?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven

Slide 14 - Quiz

Wat is het Nibud??
A
Nationaal instituut voor budgetvoorlichting
B
Nederlands instituut voor buddy's

Slide 15 - Quiz

Welke soort uitgaven zijn de uitgaven voor het repareren van je kraan?
A
Incidentele uitgaven
B
Dagelijkse uitgaven
C
Kleine uitgaven
D
Vaste lasten

Slide 16 - Quiz

Een overzicht van je inkomsten en uitgaven noem je ..
A
Rekening
B
Overzicht
C
Begroting
D
Reserveren

Slide 17 - Quiz

Bij wie kun je terecht voor informatie en tips over budgetteren?
A
Consumentenbond
B
ANWB
C
De bank
D
Het Nibud

Slide 18 - Quiz

Door de inflatie kan ik...
A
minder producten kopen
B
meer producten kopen
C
hetzelfde kopen als eerst
D
niets meer kopen

Slide 19 - Quiz

Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven.
Tot welke groep behoort de aankoop van een auto?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven

Slide 20 - Quiz

Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten die je kunt kopen.
C
Hoeveel spaargeld je hebt
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Slide 21 - Quiz

Dagelijkse uitgaven zijn:
A
uitgaven van een huishouden en de kosten die regelmatig terug keren
B
gewone uitgaven voor boodschappen die je betaald van huishoudgeld
C
uitgaven die je niet zo vaak doet of waar je voor moet sparen

Slide 22 - Quiz

Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven.
Tot welke groep behoort de contributie van een zwemclub?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven

Slide 23 - Quiz

Tot welke inkomensvorm behoort rente?
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit overdrachten
C
loon in natura
D
inkomen uit bezit

Slide 24 - Quiz

Het CBS verzamelt informatie over inflatie, inkomens van huishoudens, populaire bijbaantjes en het aantal inwoners in ons land.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Door inflatie stijgt mijn koopkracht
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

CBS staat voor ..
A
Civiele Basis Systemen
B
Controle voor Bureau Systemen
C
Centrale Basis Steekproef
D
Centraal Bureau voor de Statistiek

Slide 27 - Quiz

Welk bedrag moet je per maand reserveren als je over 1,5 jaar een nieuwe fiets wil kopen van 800 euro?
A
Eur. 50,00
B
Eur. 44,44
C
Eur. 45,00
D
Eur. 40,25

Slide 28 - Quiz

Welke inkomensvorm zien we op het plaatje?
A
Inkomen uit overdracht
B
Inkomen uit bezit
C
Inkomen uit natura
D
Inkomen uit arbeid

Slide 29 - Quiz

voor welk soort uitgaven is het handig om geld te reserveren?
A
Vaste lasten
B
Dagelijkse uitgaven
C
incidentele uitgaven

Slide 30 - Quiz

Wat doet het NIBUD
A
geeft advies over omgaan met je geld
B
geeft overzichten van belangrijke onderzoeken
C
houdt bij wat iedereen verdient
D
Ze zijn een onderdeel van de belastingdienst

Slide 31 - Quiz

Wat is budgetteren?
A
Inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen
B
een (financieel) plan maken
C
geld sparen
D
geld uitgeven

Slide 32 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van oorzaken voor inkomensverschillen
A
Leeftijd en ervaring
B
Opleiding en scholing
C
Verantwoordelijkheid
D
Normen en waarden

Slide 33 - Quiz

Je koopkracht daalt als...
A
Je inkomen stijgt
B
Er sprake is van inflatie
C
Er sprake is van deflatie
D
Prijs van product daalt

Slide 34 - Quiz

Binnen de economie heb je ... soorten inkomensvormen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 35 - Quiz