P3 Les 2 Spreken

Lesplanning
  • Wat houdt het examen spreken in?
  • Je betoog afstemmen op je publiek
  • Non-verbale communicatie
  • Het maken van een ondersteunende presentatie
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Lesplanning
  • Wat houdt het examen spreken in?
  • Je betoog afstemmen op je publiek
  • Non-verbale communicatie
  • Het maken van een ondersteunende presentatie

Slide 1 - Diapositive

Inhoud examen spreken
  • Je houdt een betoog/presentatie over een vernieuwing in je vak (3F) of over je stage (2F)
  • Je kiest een onderwerp (3F)
  • Doel = informeren en overtuigen (advies aan de docent)
  • Je betoog duurt minimaal 7 á 8 minuten
  • Je mag een PowerPoint/Prezi maken om je verhaal te ondersteunen

Slide 2 - Diapositive

Beoordeling examen spreken
  • samenhang
  • afstemming op doel
  • afstemming op publiek
  • woordgebruik en woordenschat
  • vloeiendheid, verstaanbaarheid, grammaticale beheersing

Slide 3 - Diapositive

Doel en publiek bereiken
Wanneer je iets vertelt, dan heb je een bepaald spreekdoel. Er zijn verschillende spreekdoelen.

Slide 4 - Diapositive

Welk spreekdoel pas je toe
bij het houden van een betoog?

Slide 5 - Carte mentale

Spreekdoel bij 
een betoog


Overtuigen: mening geven bij een standpunt. Je mening onderbouw je met argumenten.


Slide 6 - Diapositive

Daarnaast is het belangrijk om je boodschap
af te stemmen op je publiek

Slide 7 - Diapositive

Waar let je op als je
een boodschap afstemt
op je publiek?

Slide 8 - Carte mentale

Boodschap afstemmen op publiek
- Voorkennis: wat weet het publiek al over dit onderwerp?

- Interesse: wat zouden ze graag willen weten?

- Voorbeelden: welke voorbeelden spreken dit publiek aan?


Slide 9 - Diapositive

Boodschap afstemmen op publiek
- Taalgebruik: spreek een onbekend publiek altijd met ‘u’ aan, ook als het leeftijdsverschil klein is. Vind je dat onnatuurlijk? Vraag dan toestemming om te tutoyeren (jij- en je zeggen).


Slide 10 - Diapositive

Informeel en formeel
In een persoonlijk gesprek gebruik je informele taal
(spreek aan met 'je' en 'jij')

Als je gesprek een zakelijk doel heeft, pas dan de woordkeus aan en gebruik formele taal.
(spreek aan met 'u', 'meneer/mevrouw') 


informeel

Slide 11 - Diapositive

Wat is het verschil tussen verbale en non-verbale communicatie?

Slide 12 - Question ouverte

Welke vormen van non-verbaal communiceren ken je?

Slide 13 - Question ouverte

Verbale en non-verbale communicatie 
moet gelijk zijn
Je boodschap moet congruent (gelijk) zijn. Je gebaren, houding en stemgebruik moeten in overeenstemming zijn met de argumenten en inhoud die je brengt. 

Dus: wat je vertelt, moet ook duidelijk worden met je lichaamstaal

Slide 14 - Diapositive

Welke tips heb je voor deze persoon?
Wat straalt deze persoon uit?

Slide 15 - Diapositive

Dus wat kun je doen om je presentatie te verbeteren?

• Besteed aandacht aan non-verbale signalen
• Concentreer je op de intonatie en het tempo van je stem
• Kijk je publiek aan
• En blijf vooral jezelf!

Slide 16 - Diapositive

Beeld gebruiken
Je mag tijdens het examen Spreken beeld gebruiken.

Slide 17 - Diapositive

Wat voegt een PowerPoint/Prezi
toe aan je presentatie?

Slide 18 - Carte mentale

Beeld
Met het gebruik van beeld verduidelijk je de opbouw en inhoud van je presentatie.

Het is belangrijk dat de presentatie jouw verhaal ondersteunt en iets toevoegt aan wat je zegt.

Slide 19 - Diapositive

Waar let jij op als je
een PowerPointpresentatie maakt?

Slide 20 - Carte mentale

Tips voor beeldgebruik
• Kies voor een rustige achtergrond en houd de overgang tussen dia’s rustig.
• Geef elke dia een korte titel die duidelijk maakt wat het onderwerp is.
• Houd de informatie kort en bondig: gebruik steekwoorden
• Gebruik liever een duidelijke foto dan tekst.
• Heb je cijfermateriaal? Gebruik dan tabellen of grafieken.

Slide 21 - Diapositive

Voorbeeld

Slide 22 - Diapositive

Aan het werk:

Bouwstenen 3F, hoofdstuk 3
§3.5 spreken
opdracht 1 t/m 8

Slide 23 - Diapositive

Wat is het verschil tussen formele en informele taal?

Slide 24 - Question ouverte