WK 02 2HM2 FR online

Bonjour!
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bonjour!

Slide 1 - Diapositive

Jeudi, le 14 janvier 2021

- Comment ça va? Tu vas bien? 
Comment tu trouves le confinement?
Als jouw naam wordt genoemd schrijf jij antwoord in de chat van de online les

On va faire les exercices ensemble.
Tu vois des questions? Tu donnes la réponse!
Allez! On y va! C'est parti!

Slide 2 - Diapositive

Écoute les phases. Quelle est la différence?
Luister naar de zinnen. Wat is het verschil?
Il regarde la télé. / Ils regardent la télé.

Elle donne un cadeau. / Elles donnent un cadeau.

Il habite à Paris. / Ils habitent à Paris.

Elle écoute une chanson. / Elles écoutent une chanson.

Slide 3 - Diapositive

On répète
Weet je het nog? De meeste werkwoorden eindigen in het Frans op de letters -er. Als je deze letters weghaalt, dan houd je de stam van het werkwoord over. Achter de stam komt dan een uitgang.

Slide 4 - Diapositive

On répète
We kijken en luisteren naar de uitleg over de regelmatige werkwoorden
exercice 30 B van chapitre 2

Beantwoord daarna de volgende vragen op de volgende slides

Slide 5 - Diapositive

Wat is het hele werkwoord van de volgende vervoeging: 'Je marche'?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het hele werkwoord (infinitif) van de volgende vervoeging: 'tu donnes'?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de vertaling van:
Ik woon?
A
J'ai
B
j'habite
C
Je vis
D
Je suis

Slide 8 - Quiz

Wat is de vertaling van:
we geven?
A
on geve
B
on habite
C
on donne
D
on donc

Slide 9 - Quiz

Wat is de vertaling van:
vous parlez?
A
wij spreken
B
u heeft gesproken
C
jij praat
D
jullie praten

Slide 10 - Quiz

Bon travail!

Slide 11 - Diapositive

On continue ...
Je kunt een onderwerp (personen én dingen) vervangen door 
il, elle, ils of elles.
Bijvoorbeeld:
Paul est français. Il habite à Paris.
of
La maison est belle. Elle est très grande.

Slide 12 - Diapositive

Marianne habite en ville.
Vervang 'Marianne' voor:
A
Il
B
Ils
C
Elle
D
Elles

Slide 13 - Quiz

Le frère de Marianne est grand. Vervang 'le frère de Marianne' voor:
A
Ils
B
Le
C
Les
D
Il

Slide 14 - Quiz

Beschrijf de kamer (hier op de achtergrond) van Mariannes broer in 3 Franse zinnen.
Voorwaarde: het wordt een verkoop-verhaal. Want Mariannes broer wil van kamer ruilen. Hij vindt zijn kamer te klein maar hij moet overtuigen zodat een ander wel wil ruilen. Wat gaat hij in het Frans vertellen om de ander over te halen om van kamer te veranderen?

Slide 15 - Diapositive

Bon travail!
La conclusion:
*De uitgangen van regelmatige werkwoorden die eindigen op -e, -es en -ent, klinken hetzelfde.
*Je kunt zelfstandige naamwoorden vervangen door persoonlijk voornaamwoorden: il, elle, ils of elles.
*Phrases-clés en vocabulaire van bron F en G kun je gebruiken om over een kamer of woning te spreken of te beschrijven.

Slide 16 - Diapositive

Au travail et à bientôt!

Slide 17 - Diapositive