2.1 Consumentensurplus en vraaglijn les 1

2.1 Consumentensurplus en vraaglijn
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

2.1 Consumentensurplus en vraaglijn

Slide 1 - Diapositive

leerdoelen
  • Hoe bepaalt de prijs van producten het koopgedrag van consumenten?

Slide 2 - Diapositive

Waardoor wordt de prijs naar vliegtickets bepaald?

Slide 3 - Carte mentale

complementair en substitutie
complementaire goederen
Goederen die elkaar aanvullen. Bijvoorbeeld als vliegen goedkoper wordt, zullen er ook meer auto's worden verhuurd. 

substitutie goederen
Goederen die elkaar kunnen vervangen. Bijvoorbeeld als vliegen duurder wordt, ga je misschien eerder met de auto of de trein. 

Slide 4 - Diapositive

De vraaglijn
Qv = – 2P + 800
Bij wiskunde: Y = -aX + B

Qv = de vraag naar een product
P = de prijs van het product
-2 = negatief, want negatief verband

Slide 5 - Diapositive

Verschuiving 
langs de vraaglijn
Als de prijs wijzigt (en de rest blijft hetzelfde), dan zal de vraag veranderen. 

Een verschuiving LANGS de vraaglijn. 

Slide 6 - Diapositive

Verschuiving van de vraaglijn
  • aantal vragers verandert
  • inkomen vragers verandert
  • smaak van de vragers verandert
  • prijs substitutie of complementair product verandert

Slide 7 - Diapositive

Verschuiving OP de vraaglijn
Verschuiving VAN de vraaglijn
Prijs van tomaten stijgt
Prijs van bananen daalt
Inkomen van de consument stijgt
Bananen raken helemaal in de mode

Slide 8 - Question de remorquage

Hoe zie je onderstaande gebeurtenissen terug in de grafiek:
Qv = -aP + b? Die gaat over de vraag van Ilse naar spijkerbroeken van het merk EasyBlue.
De vraaglijn verschuift naar links
De vraaglijn verschuift naar rechts
De vraag neemt toe, maar de vraaglijn blijft gelijk.
De vraag neemt af, maar de vraaglijn blijft gelijk.
Ilse heeft een beter betaalde baan aangenomen en kan nu meer besteden.


Tot grote ergernis van Ilse heeft de kledingzaak spijkerbroeken EasyBlue duurder gemaakt.
JeansCenter heeft de prijs van spijkerbroek merk Cool met 20% verlaagd.
Spijkerbroeken raken uit de mode.

Slide 9 - Question de remorquage

Het inkomen van de vragers is gestegen.
Het aantal vragers neemt af.
De prijs van het product zelf is gedaald.
De prijs van ZARA T-shirts is gedaald. 
De vraaglijn van H&M T-shirts verschuift naar links. Welke oorzaken kan dit hebben? Sleep alle mogelijke oorzaken naar dit vak.

Slide 10 - Question de remorquage

Consumentensurplus 
Het consumentensurplus is het verschil tussen de betalingsbereidheid en de marktprijs.

Slide 11 - Diapositive

Wat is het consumentensurplus bij p = € 0,10?

De oppervlakte van een driehoek kun je berekenen met de formule:
0,5 x basis x hoogte
Dus het consumentensurplus is 0,5 * 40 * 0,4 = 8
A
16
B
8
C
80
D
4,50

Slide 12 - Quiz

Wat is het consumentensurplus bij p = € 0,40?
A
0,10
B
0,50
C
1
D
4,50

Slide 13 - Quiz

uitwerking
0,5 * 10 * 0,1 = 0,5

Slide 14 - Diapositive

het consumentensurplus is het verschil tussen:
A
de marktprijs en de betalingsbereidheid
B
de marktprijs en de leveringsbereidheid
C
de leveringsbereidheid en de betalingsbereidheid
D
de hoogste en de laagste prijs

Slide 15 - Quiz

Het consumentensurplus van deze consument bij een verkoopprijs van € 2 is
A
4
B
o
C
3
D
2

Slide 16 - Quiz

advies
Vind je dit lastig? Maak dan opgaven 4.1 tot en met 4.8 van het boek (paragraaf 4.1 + 4.2). 

Slide 17 - Diapositive

Ik begrijp het verschil tussen verschuiven langs en verschuiven van de vraaglijn
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Sondage

Ik begrijp het verschil tussen complementaire en substitutiegoederen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage

Ik begrijp wat het consumentensurplus is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage

Ik kan het consumentensurplus berekenen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Sondage