2.2 Verandering van de vraag HEY

2.2 Verandering van de vraag
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

2.2 Verandering van de vraag

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
De oorzaken voor een verschuiving langs de vraaglijn beschrijven
De oorzaken van een verschuiving op de vraaglijn beschrijven
Het verschil kennen tussen complementaire en substitutiegoederen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

verschuiving op en van de vraaglijn
blz. 69
gevraagde hoeveelheid bepaald door vraagfactoren:
  • prijs (verschuiving op de vraaglijn)

verschuiving van de vraaglijn:
  • behoefte en voorkeuren van vragers
  • hoogte van inkomen van vragers
  • prijs van andere producten


Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschuiving van de vraaglijn
Als iets in de mode komt, consumenten meer te besteden hebben, etc dan verschuift de vraaglijn naar rechts. 
Andersom kan ook: minder vraag= vraaglijn naar links. 

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Complementaire en substitutie goederen
Substitutie goederen
Goederen die elkaar kunnen vervangen bij het vervullen van een behoefte. Bijvoorbeeld thee is een substituut voor koffie. 

Complementaire goederen
Goederen die elkaar aanvullen. Bijvoorbeeld suiker en melk zijn complementair aan koffie. 


Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De vraaglijn van een product is als volgt. Het inkomen van de vragers stijgt.
Wat gebeurt er met de vraaglijn?
A
De vraaglijn gaat naar links
B
De vraaglijn gaat naar rechts
C
De vraaglijn gaat omlaag
D
De vraaglijn gaat omhoog

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Complementaire goederen:
Dit zijn goederen die ....
A
elkaar aanvullen
B
elkaar vervangen

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeelden van complementaire goederen zijn ...
A
een bromfiets en de brandstof voor die bromfiets
B
vakantiereis naar Bonaire en een vakantiereis naar Torremolinos
C
een koophuis en een hypotheek
D
een pakje kauwgom en een zakje drop

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kan de vraaglijn naar rechts verschuiven.
A
Consumenten hebben meer inkomen.
B
Dat kan niet.
C
Producenten produceren goedkoper.
D
Consumenten hebben minder inkomen.

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke kleur heeft het consumentensurplus?
A
Groen
B
Blauw
C
Geel
D
Rood

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het TOTALE consumentensurplus bij
p = € 0,30?
A
0,10
B
0,50
C
1
D
2

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een complementair product van een iPhone
A
een Android telefoon
B
een telefoonhoesje

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeelden van substitutiegoederen zijn ...
A
een bromfiets en de brandstof voor die bromfiets
B
vakantiereis naar Bonaire en een vakantiereis naar Torremolinos
C
een koophuis en een hypotheek
D
een pakje kauwgom en een zakje drop

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een complementair goed is duurder geworden.
A
Verschuiving van de vraaglijn naar rechts
B
Verschuiving van de vraaglijn naar links
C
Verschuiving langs de vraaglijn

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is consumentensurplus?
A
Het bedrag dat consumenten betalen voor een product.
B
Het totale bedrag dat consumenten uitgeven.
C
Het verschil tussen de kostprijs en de verkoopprijs van een product.
D
Het verschil tussen wat consumenten bereid zijn te betalen en wat ze daadwerkelijk betalen.

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kan een reden zijn voor deze verschuiving van de vraaglijn?
A
Afname van het aantal consumenten
B
Verslechtering kwaliteit concurrerende producten
C
Toename besteedbaar inkomen
D
Toename productiviteit

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Door een verschuiving van de vraaglijn naar links...
A
Er gaat niets van het consumentensurplus af, er komt alléén wat bij.
B
Er komt niets bij het consumentensurplus, er gaat alléén wat van af.
C
Er komt iets bij het consumentensurplus en er gaat óók wat van af.

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn substitutie goederen?
A
Goederen die niet nodig zijn
B
Goederen die elkaar tegenwerken
C
Goederen die elkaar aanvullen
D
Goederen die elkaar kunnen vervangen

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1.23.8 Als A en B substitutiegoederen zijn, dan is er een positief verband tussen de prijs van goed A en de vraag naar goed B.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Een hogere prijs zorgt inderdaad voor een hogere winstmarge, maar de aanbodfunctie verandert er niet door, waardoor er een verschuiving langs de aanbodlijn ontstaat.
Opdrachten
Maken opdrachten 2.2
Vergeet niet na te kijken!

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions