1V Eindtoets

Herhalingstoets NE
2 juli

  • Lezen (H1 t/m 6)
  • Woordenschat (H1 t/m 6, alleen de theorie over woordraadstrategieën).
  • Grammatica zinsdelen (H2 en 4: werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde)

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Herhalingstoets NE
2 juli

  • Lezen (H1 t/m 6)
  • Woordenschat (H1 t/m 6, alleen de theorie over woordraadstrategieën).
  • Grammatica zinsdelen (H2 en 4: werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde)

Slide 1 - Diapositive

Benoem zoveel mogelijk koppelwerkwoorden die je (nog) weet.

Slide 2 - Question ouverte

Slide 3 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
  • Bevat altijd een koppelwerkwoord.
  • Het onderwerp is iets (en doet niet iets). 
  • Bevat: alle werkwoorden in de zin + hetgeen het onderwerp is (= naamwoordelijk deel)
  • Voorbeeld: Vandaag ben ik lui. NG= ben [lui]
 

Slide 4 - Diapositive

Ik werd vanmorgen vermoeid wakker. WG of NG?
A
WG
B
NG

Slide 5 - Quiz

Zij zal nooit de beste worden in Nederlands.
WG of NG?
A
WG
B
NG

Slide 6 - Quiz

Zij zal nooit de beste worden in Nederlands.
NG=
A
zal worden
B
zal nooit de beste worden
C
zal (de beste) worden
D
zal (nooit de beste) worden

Slide 7 - Quiz

Na de nederlaag stak de trainer zijn spelers een hart onder de riem.

WG of NG?
A
WG
B
NG

Slide 8 - Quiz

Na de nederlaag stak de trainer zijn spelers een hart onder de riem.

WG=
A
stak
B
stak zijn spelers
C
stak de trainer
D
stak een hart onder de riem

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Chronologisch tekstverband herken je aan de volgende signaalwoorden:
A
Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook nog, bovendien.
B
Eerst, vroeger, later, nu, vervolgens, nadat.
C
Hoewel, echter, maar, daarentegen, ondanks.
D
Bijvoorbeeld, zoals, denk aan, neem nou.

Slide 11 - Quiz

Bij de eindtoets moet je ten eerste een tekst lezen er er vragen over beantwoorden, daarnaast moet je vragen over grammatica beantwoorden en ook nog woordraadstrategieën toepassen om de betekenis van een woord te achterhalen.
Welk tekstverband herken je?
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Chronologisch
D
Toelichtend

Slide 12 - Quiz

Tegenstellend tekstverband herken je aan de volgende signaalwoorden
A
Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook nog, bovendien.
B
Eerst, vroeger, later, nu, vervolgens, nadat.
C
Hoewel, echter, maar, daarentegen, ondanks.
D
Bijvoorbeeld, zoals, denk aan, neem nou.

Slide 13 - Quiz

Je moet bijvoorbeeld vragen beantwoorden over het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde in een zin.
Welk tekstverband herken je?
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Chronologisch
D
Toelichtend

Slide 14 - Quiz