Parlementaire democratie-herhalingsles

Parlementaire democratie quiz
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Parlementaire democratie quiz

Slide 1 - Diapositive

Welke waarde hoort bij welke politieke stroming?
Gelijkwaardigheid
Naastenliefde
Economische vrijheid
SOCIALISTEN
CHRISTENDEMOCRATEN
LIBERALEN
Solidariteit
Persoonlijke vrijheid

Slide 2 - Question de remorquage

Uit welke twee onderdelen bestaat het kabinet?
A
Ministers+de koning
B
Ministers+ staatssecretarissen
C
Staatssecretarissen +koning
D
Ministers+ ambtenaren

Slide 3 - Quiz

Trias Politica, drie machten:
wetgevende
uitvoerende
rechterlijke
wie?
wie?
wie?
wat ze doen:
wat ze doen:
wat ze doen:
wetten uitvoeren en handhaven
parlement
rechters
zij die de wet overtreden bestraffen
stelt wetten op
Regering / ministers

Slide 4 - Question de remorquage

Welke rechten horen bij welke taak van het parlement?
Hieronder zie de twee taken van het Nederlandse parlement.  Welk recht hoort bij welke taak? (Gebruik ook blz. 18 van HO)
Wetgevende taak
Controlerende taak
Recht van amendement
Recht van initiatief
Recht van interpellatie
Recht van budget
Recht van enquête

Slide 5 - Question de remorquage

Welke partijen zitten er op dit moment in het kabinet?
A
PVDA+VVD+D66
B
VVD+CDA+D66+ Groenlinks
C
Groenlinks+D66+PVDA
D
VVD+CDA+CU+D66

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Question de remorquage

50PLUS is een .... partij
A
One-issue
B
Ideologische
C
Populistische
D
Niet-democratische

Slide 8 - Quiz

SLEEPVRAAG: Wat hoort bij wat?
Sleep de uitleg naar het juiste begrip
Progressief
Conservatief
Sociaaldemocratie
Liberalisme
Christendemocratie
One-issuepartij
Niet-democratische partij
1. Eén aspect van de samenleving staat centraal.
2. Het streven is om de ongelijkheid in de samenleving te verminderen.
3. Benadrukt meer datgene wat bereikt is.
4. Vergroten van persoonlijke en economische vrijheid.
5. Politiek vooruitstrevend en voor verandering van de samenleving.
6. Op sociaaleconomisch gebied zit deze stroming in het midden.
7. De standpunten zijn strijdig met de rechtsstaat

Slide 9 - Question de remorquage

Uit welke twee onderdelen bestaat de regering?
A
Ministers+ staatssecretarissen
B
Minister president+ Koning
C
Ministers+Koning
D
Minister+ambtenaren

Slide 10 - Quiz

De volgende partijen zijn allemaal oppositiepartijen
A
VVD+CDA+CU
B
Denk+SGP+CU
C
D66+Groenlinks+PVDA
D
PVDD+Forum+50 plus

Slide 11 - Quiz

Waaruit bestaat de Staten-Generaal?
A
Tweede Kamer+ Eerste Kamer
B
Tweede Kamer
C
Eerste Kamer
D
Koning+Ministers

Slide 12 - Quiz

Wat betekent het recht van amendement?
A
De rijksbegroting goed of afkeuren
B
Verzoek aan de minister om iets te doen
C
Een wijzigingsvoorstel op een wetsvoorstel
D
Recht om vragen te stellen

Slide 13 - Quiz

Met rentmeesterschap wordt bedoeld
A
Geen rente vragen over producten
B
Goed zorgen voor de aarde die in bruikleen is
C
Wel rente vragen over producten
D
Goed zorgen voor je naasten

Slide 14 - Quiz

Wat betekent het woord constitutionele in het begrip constitutionele monarchie?
A
De koning heeft absolute macht
B
De koning heeft geen macht
C
Een land met een monarchie
D
Macht koning vastgelegd in grondwet

Slide 15 - Quiz

Welke kenmerken horen bij een 
dictatuur en welke bij een democratie?
Democratie
Dictatuur
Er zijn geen eerlijke verkiezingen.
De macht is in handen van het volk.
De macht is in handen van een persoon.
Er zijn strenge straffen.
Er zijn  verkiezingen.
Er zijn grondrechten.
de media mag niet zelf beslissen

Slide 16 - Question de remorquage

Bij verkiezingen mag je stem uit brengen voor de samenstelling van
A
Kabinet
B
Tweede Kamer
C
Regering
D
Burgemeester

Slide 17 - Quiz

Het parlement heeft......... leden
A
150
B
75
C
225
D
250

Slide 18 - Quiz

Het kabinet wordt gecontroleerd door:
A
De regering
B
Ministers
C
Het parlement
D
Europees Parlement

Slide 19 - Quiz

In de gemeente heb je stemrecht om.............. te kiezen
A
Gemeenteraadsleden
B
A en C zijn goed
C
Burgemeester
D
Statenleden

Slide 20 - Quiz

De bestuurders binnen de provincie heten
A
Statenleden+ wethouders
B
Burgemeester+ wethouders
C
Gedeputeerden+ Commissaris v.d Koning
D
Ministers+ staatssecretarissen

Slide 21 - Quiz

Gemeenteraad
College van B&W
Stemmen over regels voor de gemeente
Bedenken van regels voor de gemeente
Uitvoeren van besluiten voor de gemeente
Controleren van het dagelijks bestuur
Vergelijkbaar met de regering
Vergelijkbaar met het parlement

Slide 22 - Question de remorquage

De volksvertegenwoordigers binnen de provincie heten:
A
Gedeputeerden
B
Ambtenaren
C
Wethouders
D
Statenleden

Slide 23 - Quiz

De functie van wethouder is te vergelijken met de functie van
A
Statenlid
B
Minister
C
Koning
D
Gemeenteraadslid

Slide 24 - Quiz

Op Prinsjesdag wordt .............voorgelezen en de ............gepresenteerd
A
rede, miljardennota
B
planning en kosten
C
begroting, plannen
D
troonrede, miljoenennota

Slide 25 - Quiz

Thierry Baudet maakt deel uit van
A
Eerste Kamer
B
Kabinet
C
Tweede Kamer
D
Regering

Slide 26 - Quiz

Geert Wilders maakt deel uit van:
A
Coalitie
B
Kabinet
C
Oppositie
D
Eerste Kamer

Slide 27 - Quiz

Hoe verloopt een wetsvoorstel? Zet ze in de goede volgorde van 1 tot 8. 
1
2
3
4
5
6
7
8
Er is een maatschappelijk probleem
Publicatie wet op officiëlebekendmakingen.nl 
Koning ondertekend de wet
Wetsvoorstel van een minister of Tweede kamerlid
Eerste Kamer stemt
Tweede Kamer stemt
Tweede Kamer debatteert
Tweede Kamerleden dienen amandementen in 

Slide 28 - Question de remorquage