49. Thema 6, week 2 Les 9 homoniemen

Doel: we gaan leren wat homoniemen zijn.
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 7,8

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Doel: we gaan leren wat homoniemen zijn.

Slide 1 - Diapositive

Homoniemen
Homoniemen zijn woorden die
meerdere betekenissen hebben.
Je schrijft de woorden hetzelfde.

Slide 2 - Diapositive

Je kunt aan de zin zien welke
betekenis wordt bedoeld:
-  Pim draagt een bril.
-  De wc heeft een bril.

Slide 3 - Diapositive

Ken jij een woord dat meerdere betekenissen heeft?
Een voorbeeld: vorst (kou-koning)

Slide 4 - Question ouverte

Maak een zin met het woord:

knoop

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Ik heb last van mijn kies.
Ik kies voor jou.
Wat is het homoniem?

Slide 8 - Question ouverte


Slide 9 - Question ouverte

Welk woord in de volgende zin is een homoniem?

Wat is de prijs van deze gamecomputer?
We hebben een prijs gewonnen.

Slide 10 - Question ouverte

Welk woord in de volgende zin is een homoniem?

Hij heeft zijn arm gebroken.
In Pakistan zijn veel mensen arm.
A
hij
B
heeft
C
arm
D
gebroken

Slide 11 - Quiz


Bedenk voor dit woord een zin waaruit de andere betekenis blijkt.

Slide 12 - Question ouverte


Bedenk voor dit woord een zin waaruit de andere betekenis blijkt.

Slide 13 - Question ouverte


Bedenk voor dit woord een zin waaruit de andere betekenis blijkt.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het homoniem?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het homoniem?

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het homoniem?

Slide 17 - Question ouverte

Wat is het homoniem?

Slide 18 - Question ouverte