H3P 4 december 2020 spelling

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
We laten woordenschat even voor wat het is.
Aan de slag met spelling H3

Slide 2 - Diapositive

Samenstelling
Twee woorden samenvoegen tot een nieuw woord:
Tafelpoot
Mondkapjesplicht
Anderhalvemetersamenleving
coronamoe

Slide 3 - Diapositive

Voeg de twee woorden samen tot een samenstelling: suiker + beest

Slide 4 - Question ouverte

Voeg de twee woorden samen tot een samenstelling: man + stem

Slide 5 - Question ouverte

Voeg de twee woorden samen tot een samenstelling: geit + kaas

Slide 6 - Question ouverte

Voeg de twee woorden samen tot een samenstelling: beer + snuit

Slide 7 - Question ouverte

Voeg de twee woorden samen tot een samenstelling: zak + doek

Slide 8 - Question ouverte

Voeg de twee woorden samen tot een samenstelling: stad + verkeer

Slide 9 - Question ouverte

Tussenletters
Soms heb je tussenletters nodig bij een samenstelling.
Er zijn 3 opties: -en-, -e- of -s-

Slide 10 - Diapositive

Tussenletters -en-
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en.
Krant + jongen --> krantenjongen

Slide 11 - Diapositive

Tussenletters -e-
- Eerste deel heeft een meervoud op -en én op -s. Bijvoorbeeld groente + soep --> groentesoep, want groenten en groentes
- Het eerste deel heeft geen meervoud op -en. Bijvoorbeeld: rijst + pap --> rijstepap, want rijst heeft geen meervoud.
- Het eerste deel heeft een versterkende betekenis. Bijvoorbeeld: beer + sterk --> beresterk

Slide 12 - Diapositive

Tussenletters -e-
- Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld spin + wiel --> spinnewiel
- Het eerste deel gaat over iets waar er echt maar één van is. Bijvoorbeeld: zon + schijn --> zonneschijn

Slide 13 - Diapositive

Tussenletter -s-
Kan je meestal horen. Bijvoorbeeld:
bokser + neus --> boksersneus
Hoor je hem niet, vervang dan het tweede deel. Bijvoorbeeld:
damesschoen, want het is ook damestoilet

Slide 14 - Diapositive

Beest + bende

Slide 15 - Question ouverte

benzine + pomp

Slide 16 - Question ouverte

dove + tolk

Slide 17 - Question ouverte

druif + sap

Slide 18 - Question ouverte

etalage + pop

Slide 19 - Question ouverte

keuken + hulpje

Slide 20 - Question ouverte

muis + val

Slide 21 - Question ouverte

paard + vijg

Slide 22 - Question ouverte

reus + leuk

Slide 23 - Question ouverte

rood + kool

Slide 24 - Question ouverte

steek + blind

Slide 25 - Question ouverte

zon + steek

Slide 26 - Question ouverte

Vragen?
Maak opdracht 4, 5 en 6 op blz. 107
Klaar? Maak een foto van je gemaakte werk en deel dat met mij (rms@stedelijkcollege.nl)

Slide 27 - Diapositive