Opdracht 2 in je schrift + nakijken, daarna online onderdeel woordenschat h4 (70% regel)
GT - Homofoon instructie
Doel: jullie kunnen de betekenis van homoniemen afleiden uit de tekst Jullie kunnen de betekenis van synoniemen afleiden uit de tekst
Verlengde instructie
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Woorden met meerdere betekenissen
Verschil homoniem, synoniem
Opdracht 2 in je schrift + nakijken, daarna online onderdeel woordenschat h4 (70% regel)
GT - Homofoon instructie
Doel: jullie kunnen de betekenis van homoniemen afleiden uit de tekst Jullie kunnen de betekenis van synoniemen afleiden uit de tekst
Verlengde instructie
Slide 1 - Diapositive
Kijk eens naar de volgende zinnen:
1. Mijn broer en ik zitten op de bank tv te kijken.
2. Mijn kleine zusje heeft voor het eerst geld op de bank gezet.
Wat valt je op aan deze twee zinnen?
Slide 2 - Diapositive
1. Mijn broer en ik zitten op de bank tv te kijken
2. Mijn kleine zusje heeft voor het eerst geld op de bank gezet.
bank --> hetzelfde woord, maar twee betekenissen
Dit noem je homoniemen
Slide 3 - Diapositive
Homoniemen
De woorden zijn qua vorm en klank hetzelfde, maar hebben een andere betekenis.
bal -> feest, rond voorwerp blik -> dun metaal, oogopslag was -> wasgoed, vetachtige stof
Slide 4 - Diapositive
Even testen
Wat betekent het woord tussen haakjes in het zinsverband?
Slide 5 - Diapositive
De [aanslag] kun je makkelijk verwijderen.
A
misdadige aanval
B
laagje afgezet vuil
C
ernstige benadeling
Slide 6 - Quiz
U kunt het beste de [ring] nemen om er te komen.
A
cirkelvormig voorwerp
B
strijdperk
C
kring
D
rondweg
Slide 7 - Quiz
Wat een [spook]!
A
geest
B
waanvoorstelling
C
magere onuitstaanbare vrouw
Slide 8 - Quiz
Appels met [stekken] laat ik liggen.
A
loot
B
rotte plek
C
vaste aasplek
Slide 9 - Quiz
De oude man begint te [malen].
A
fijnmaken
B
draaien(van een molen)
C
piekeren
D
in de war zijn
Slide 10 - Quiz
De wet maakt het mogelijk criminelen te [plukken].
A
van takken losmaken
B
ontdoen van veren
C
geld afpakken
D
trekken, peuteren
Slide 11 - Quiz
Het lijkt mij een nogal [sterk] verhaal.
A
stevig gemaakt
B
veel van een bepaalde stof bevattend
C
vol spierkracht
D
overdreven
Slide 12 - Quiz
Wat is in je eigen woorden een homoniem?
Slide 13 - Question ouverte
Homoniemen
Zijn woorden die er hetzelfde uitzien en hetzelfde klinken, maar een verschillende betekenis hebben. Bijvoorbeeld bank (om op te zitten) en bank (als geldinstelling).
Slide 14 - Diapositive
Homofoon
Soms klinken twee woorden hetzelfde, maar schrijf je ze anders.
Mijn tante lacht altijd heel hard.
Mijn hart klopt heel snel.
Slide 15 - Diapositive
Ze leiden ons de weg naar het hotel.
Wij lijden veel pijn na onze valpartij.
A
homoniem
B
homofoon
C
synoniem
D
antoniem
Slide 16 - Quiz
Welk woord is een homofoon woord?
A
rouw en rauw
B
Knop (op je toetsenbord)
Knop (aan een boom)
C
Doelman en keeper
Slide 17 - Quiz
Welk woord is geen homofoon?
A
bestelt
B
gespeld
C
word
D
bindt
Slide 18 - Quiz
Onze bok is gisteren papa geworden van 3 kleine geitjes.
Bij de turnles moest ik met de trampoline over de bok springen.
A
homoniem
B
homofoon
C
synoniem
D
tegenstelling
Slide 19 - Quiz
Wij kijken naar de koe die in de wei staat.
A
homoniem
B
homofoon
C
synoniem
D
tegenstelling
Slide 20 - Quiz
OPDRACHT
In de volgende slides lees je steeds twee woorden .
Ze horen bij een ander woord. Dit woord is een synoniem, ofwel een woord met meerdere betekenissen.
Bijvoorbeeld: Welk woord past hierbij?
lichaamsdeel - berooid
Antwoord: arm
Slide 21 - Diapositive
Welk woord past hier bij?
zitmeubel - geldinstelling
Slide 22 - Question ouverte
Welk woord past hier bij?
koning - vrieskou
Slide 23 - Question ouverte
Welk woord past hier bij?
metaal - iemand die iets koopt
Slide 24 - Question ouverte
Welk woord past hier bij?
hoofdsteun - zoenen
Slide 25 - Question ouverte
Woorden met meerdere betekenissen
Verschil homoniem, synoniem en homofoon (GT)
Opdracht 2 en 4 in je schrift + nakijken, daarna online onderdeel woordenschat h4 (70% regel)
Doel: jullie kunnen de betekenis van homoniemen afleiden uit de tekst Jullie kunnen homofone woorden herkennen (GT) Jullie kunnen de betekenis van synoniemen afleiden uit de tekst