7.5 Een populatie vol allelen

H7 Evolutie
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

H7 Evolutie

Slide 1 - Diapositive

De neodarwinistische theorie gaat uit van een aantal stappen. Zet deze stappen in de juiste volgorde. Wat is de juiste volgorde van deze stappen?
De nakomeling heeft grotere overlevingskansen
Een geslachtscel bevat een gemuteerd gen
Steeds meer nakomelingen hebben de gunstige eigenschap
Een langer leven leidt tot meer nakomelingen
De nakomeling heeft een veranderde eigenschap

Slide 2 - Question de remorquage

Darwin worstelde met het gebrek aan kennis over de
oorzaak van variatie tussen individuen.
Wat is een andere oorzaak van variatie tussen
individuen dan recombinatie?

Slide 3 - Question ouverte

Zet de stappen van de endosymbiose theorie in de juiste volgorde.
Prokarypten nemen zuurstof gebruikende bacteriën op. 
Prokarypten nemen foto-autotrofe bacteriën op. 
Er ontstaan verschillende typen prokaryoten.
Er ontstaan mitochondriën en chloroplasten

Slide 4 - Question de remorquage

Cladistiek
  • Cladistiek/cladisme= methode om organismen in te delen in groepen genaamd clades (grieks 'klados'=tak).
  • 1 clade= een gedeelde voorouder en alle evolutionaire nakomelingen
  • Binnen een clade zie je gedeelde (homologe) eigenschappen met dank aan de gedeelde voorouder. 

Slide 5 - Diapositive

Cladogram
Elke clade is een groep
organismen met een
gemeenschappelijk
kenmerk en een gemeen-
schappelijke voorouder.

Slide 6 - Diapositive

7.5 Een populatie vol allelen

Slide 7 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je legt uit hoe allelfrequenties in een stabiele populatie veranderen.
  • Je berekent genotype- en allelfrequenties in een stabiele populatie m.b.v. Hardy-Weinberg. 

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Populatiegentica
Bestudeert de genetische samenstelling van populaties en brengt de allelen in kaart.

Allelfrequentie: hoe veel komt een bepaald allel voor?
Genotypefrequentie: hoe vaak komt een bepaald genotype voor?

Slide 10 - Diapositive

Een allel is een...
A
Eigenschap
B
Onderdeel van een gen
C
Homozygoot
D
Variant van een gen

Slide 11 - Quiz

Genotypefrequenties
Genotypefrequentie = de mate waarin een bepaalde genotype voorkomt in de populatie
Aantal personen met een bepaald genotype te delen door het totale aantal personen uit de steekproef.

Slide 12 - Diapositive

Genotypefrequentie
Bijvoorbeeld allel voor groene erwten (A) en gele erwten (a).

AA: 0,7 (= 70%) 
Aa: 0,25 (= 25%) 
aa: 0,05 (= 5%) 

Nu kun je de allelfrequentie bepalen.

Slide 13 - Diapositive

Allelfrequenties
Allelfrequentie = de mate waarin allelen voorkomen in een populatie
De allelfrequentie van het allel A is het aantal allelen A in de populatie, gedeeld door het totale aantal genen voor de eigenschap..

Slide 14 - Diapositive

Allelfrequentie
Bijvoorbeeld allel voor groene erwten (A) en gele erwten (a).

AA: 0,7 dus 0,7 A
Aa: 0,25 dus 0,125 A + 0,125 a
aa: 0,05 dus 0,05 a 

Totaal 0,825 A (= 82,5%) en 0,175 (= 17,5%) a

Slide 15 - Diapositive

Checkvraag
Een individu met genotype AA heeft twee allelen A. Een individu met genotype Aa heeft er één.
De allelfrequentie is een getal tussen 0 en 1.

In een bos leven 15 herten met genotype DD, 25 met genotype Dd en 40 met genotype dd.

Bereken de allelfrequentie van allel D.


Slide 16 - Diapositive

Antwoord checkvraag
Aantal allelen D: 2 x 15 + 25 = 55

Totale aantal allelen: (15 + 25 + 40) x 2 = 160
Frequentie allel D: 55 / 160 = 0,344


Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Allelfrequenties veranderen
  1. Gene flow (migratie)
  2. Genetic drift (toeval)
    a. Flessenhals effect 
    b. Founder effect
  3. Natuurlijke selectie (evolutie)

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Wet van Hardy-Weinberg
In een stabiele populatie blijft de genensamenstelling over opeenvolgende generaties constant

Dus de allel- en genotypefrequentie blijven gelijk in de volgende generatie!

Slide 24 - Diapositive

Hardy Weinberg formule
Ik noem de allelfrequentie van het 
dominantie allel p.
Ik noem de allelfrequentie van het
recessieve allel q.
Dan is p + q = 1.

Slide 25 - Diapositive

q =0,2, bereken p

Slide 26 - Question ouverte

Waar staat q voor in de formule p+q=1?

Slide 27 - Question ouverte

Hardy Weinberg formule
Stel een nieuw individu wordt geboren
in een populatie waarin geldt
p + q = 1.
Wat is dan de kans dat dit individu
genotype AA heeft? En Aa? En aa?


Slide 28 - Diapositive

Hardy Weinberg formule
Een individu in een populatie heeft 
dus kans p op A en kans q op a.
De kans op AA is dan p*p = p2
De kans op Aa (plus aA) is dan 2*p*q
De kans op aa is dan q*q = q2
Én p2 + 2pq + q2 = 1



Slide 29 - Diapositive

Hardy Weinberg formule
genotypefrequentie AA is p2
genotypefrequentie Aa is 2pq
genotypefrequentie aa is q2



Slide 30 - Diapositive

q = 0,2. Wat is de frequentie homozygoot recessieve (aa)?

Slide 31 - Question ouverte

q = 0,2. Wat is de frequentie heterozygoten (Aa)?

Slide 32 - Question ouverte

Berekenen allel- en genotype frequentie


p= dominante allel, q= recessieve allel
Allelfrequentie: p + q = 1
genotypefrequentie: p2+ 2pq + q=1              (AA + 2Aa + aa = 1)

Slide 33 - Diapositive

Welke twee formules horen bij het Hardy-Weinberg principe?

Slide 34 - Question ouverte

Waar staan de verschillende onderdelen van de formules voor?

Slide 35 - Question ouverte

Huiswerk
7.5 Een populatie vol allelen
Vraag 41 t/m 53.

Oefenvragen Hardy-Weinberg

Slide 36 - Diapositive

9

Slide 37 - Vidéo

05:34
Om te onthouden!
Met de allelfrequentie heb je het over de verhouding van het dominante allel (p) en het recessieve allel (q) in een populatie. p=q=1

Met de genotypefrequenties heb je het over de combinatie van allelen (dus dominant homozygoot; p2, recessief homozygoot; q2 en heterozygoot; 2pq) die voorkomen in een populatie.  p2+2pq+q2=1

Slide 38 - Diapositive

09:28
Bij mannen is het gen voor een bepaalde vorm van kaalheid dominant en niet X-chromosomaal. Bij vrouwen worden alleen individuen die homozygoot zijn voor deze vorm van kaalheid, min of meer kaal op latere leeftijd. In een steekproef van 10.000 mannen uit een populatie die in Hardy Weinberg evenwicht is, hebben 7225 mannen het genotype waardoor ze niet kaal zullen worden. Kaalheid op jeugdige leeftijd heeft geen invloed op huwelijks of voortplantingskansen. Bereken voor een steekproef van 10.000 vrouwen uit deze populatie het aantal vrouwen dat helemaal niet kaal zal worden. Het antwoord is?
A
7225
B
2775
C
9775
D
225

Slide 39 - Quiz

09:28
In Californië worden zogenaamde Shorthorn runderen gefokt. Bij Shorthorn runderenkomen de allelen CR en CW voor vachtkleur voor. Dieren met het genotype CRCR hebben een rode vacht, dieren met het genotype CRCW zijn roodbont en dieren met het genotype CWCW zijn wit.In een bepaald gebied/ leven op een bepaald moment 99 rode, 48 witte en 153roodbonte Shorthorn runderen.
Bereken de frequentie van het allel CR in de genenpool van deze populatie. Geef je antwoord in procenten.

Slide 40 - Question ouverte

09:28
Een populatie is in Hardy Weinberg evenwicht voor 2 niet gekoppelde genen A en B. (a) Wat is de frequentie van het genotype AaBB wanneer de frequentie van het recessieve allel a 0.60 is en de frequentie van het recessieve allel b 0.20 is?

Slide 41 - Question ouverte

09:28
UITWERKING

Stap 1:
Allel frequentie
Niet kaal (aa) 7225: 10.000 = 0,7225   a = √0,7225 = 0,85(q) 

p + q = ? + 0,85 = 1 (want in opgave staat H-W-evenwicht)
p (A) = 0.15 en q (a) = 0,85
Stap 2:
Hoeveel vrouwen van 10.000 niet kaal
Niet kaal (aa en Aa)
Kaal (AA) A=0,15      AA=0,152 = 0,0225 of 2,25%
Totaal: 2,25% van 10.000 mensen= 225 zijn kaal, dus 9775 zijn er niet kaal.

Het goede antwoord is dus 9775!



Slide 42 - Diapositive

05:34
Waar staat 2pq voor?
A
pq is de allelfrequentie van het heterozygote allel
B
pq is de allelfrequentie van het recessieve allel
C
pq is de genotypefrequentie van de dominante homozygoot
D
pq is de genotypefrequentie van de heterozygoot

Slide 43 - Quiz

05:34
Waar staat p voor?
A
p is de allelfrequentie van het dominante allel
B
p is de allelfrequentie van het recessieve allel
C
p is de genotypefrequentie van de dominante homozygoot
D
p is de genotypefrequentie van de recessieve homozygoot

Slide 44 - Quiz

05:34
Wat bereken je met de formule p2+2pq + q2=1
A
De allelfrequenties
B
De genotypefrequenties

Slide 45 - Quiz

05:34
Wat bereken je met de formule p+q=1?
A
De allelfrequenties
B
De genotypefrequenties?

Slide 46 - Quiz

Slide 47 - Vidéo

Slide 48 - Vidéo