25/11 Woorden 2.5 onthoudstrategieën en woorden

Woorden
2.5
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Woorden
2.5

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Lesdoel
  • Korte activiteit
  • Terugblik
  • Instructie 

  • Werken
  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kun je minimaal een tip om woorden te onthouden benoemen;

  • ken je de betekenis van minstens twee nieuwe woorden;
  • heb je geoefend met het toepassen van onthoudstrategieën;

  • heb je geoefend met de betekenis van de nieuwe (examen)woorden.

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 3 - Diapositive

Spelen met woorden: woordraadsels
                                    Doel...gaaf
- Zoek steeds het woord dat op de stippellijn moet staan. 
- Dit woord past precies achter het eerste woord en voor het tweede woord.
punt
doelpunt
puntgaaf 


Slide 4 - Diapositive

af….terras

Slide 5 - Question ouverte

dans….kamer

Slide 6 - Question ouverte

stop….lens

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Diapositive

Volgorde zakelijke brief
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Afzender
Plaats en datum
Geadresseerde
Betreft
Aanhef
Inleiding
Kern
Slot
Slotgroet
handtekening

Slide 9 - Question de remorquage

Opbouw zakelijke brief - antwoorden
Corrigeer met een andere kleur!
1 afzender
2 geadresseerde
3 plaats, datum
4 betreft
5 aanhef
6 inleiding
7 kern/inhoud- meerdere alinea's
8 verwachting/slot
9 slotgroet
10 handtekening en naam

--> let op: er moeten witregels tussen alle onderdelen!!!!

Slide 10 - Diapositive

Waarvoor gebruik je een woordvierkant?

Slide 11 - Question ouverte

Woordvierkant
Zo maak je een woordvierkant:
• In het midden schrijf je het nieuwe woord.
• In de vier hoeken maak je een tekening over het woord of noteer je informatie. Dat kan zijn:
– een omschrijving;
– een tegenstelling;
– een synoniem;
– een zin waarin het woord gebruikt wordt;
– een vertaling;
– een aantal woorden die erbij passen.

Een woordvierkant is persoonlijk. Jouw woordvierkant ziet er dus anders uit dan dat van je klasgenoot. Er is geen goed of fout woordvierkant.

Slide 12 - Diapositive

Noteer minimaal een tip voor het onthouden van woorden en betekenissen die je in hoofdstuk 1 geleerd.

Slide 13 - Question ouverte

Drie tips om woorden te onthouden

Mensen hebben vaak een voorkeur voor een bepaalde manier van leren. In dit en het volgende hoofdstuk krijg je acht tips die je kunnen helpen bij het onthouden van informatie zoals nieuwe woorden.
Tip 1: Zorg dat je BEGRIJP wat je leert
Een nieuw woord begrijp je beter als je zoekt naar:
• een (andere) omschrijving;
• aantal voorbeelden;
• een tegenstelling.
Tip 2: VERBIND nieuwe kennis aan oude
Maak een woordweb of een woordvierkant. Daarmee wordt jouw voorkennis (dat wat je al weet) geactiveerd (wakker) en verbonden met het nieuwe woord. Zo kan je brein het woord goed vasthouden.
Tip 3: Gebruik EMOTIE
Gebeurtenissen waardoor je bang, vrolijk of boos wordt, onthoud je beter. Koppel een nieuw woord daarom aan een emotie.

Slide 14 - Diapositive

Nieuwe lesstof

Slide 15 - Diapositive

Woorden 2.5
de balans                                  1 weegschaal; 2 evenwicht
bloedserieus.                             heel serieus
de boeken ingaan.                     onthouden zullen worden
effectief.                                     doeltreffend, met een gunstig effect
het experiment                           (wetenschappelijke) proef
gelijke rechten hebben               volgens dezelfde regels behandeld worden, dezelfde
bevoegdheden hebben               de gevleugelde uitspraak
bekende, beroemde uitspraak     de hetze
manier (campagne) om te zorgen dat mensen slecht over.         iemand gaan denken
onlangs.                                       laatst, kortgeleden, recent
de ophef                                       aandacht, gedoe, heisa



1 handig, te maken hebbend met de praktijk; 2 bijna
realiseren
tot stand brengen, tot werkelijkheid maken
zich realiseren
beseffen
de situatie
toestand
ergens geen spaan van heel laten
veel kritiek hebben op iets
het speerpunt
deel van het beleid dat erg belangrijk gevonden wordt
theoretisch
volgens de theorie; tegenovergestelde van praktisch


Slide 16 - Diapositive

Woorden 2.5
de oppositie                    partijen die niet in de regering zitten, tegenstanders
optimaal                          maximaal, allerbest, allerhoogst
praktisch                         1 handig, te maken hebbend met de praktijk; 2 bijna
realiseren                        tot stand brengen, tot werkelijkheid maken
zich realiseren                 beseffen
de situatie                        toestand
ergens geen spaan van heel laten                veel kritiek hebben op iets
het speerpunt                   deel van het beleid dat erg belangrijk gevonden wordt
theoretisch                        volgens de theorie; tegenovergestelde van praktisch


Slide 17 - Diapositive

Mbappe scoorde 3 doelpunten in de WK finale. Hij zal ........... als de topscorer van het WK 2022.
A
de gevleugelde uitspraak
B
Onlangs
C
de boeken ingaan
D
praktisch

Slide 18 - Quiz

Mijn oom is erg ........ Hij heeft mijn slaapkamer verbouwd en mijn fiets gerepareerd.
A
de oppositie
B
theoretisch
C
bloedserieus
D
praktisch

Slide 19 - Quiz

Deze oefening is erg .......... De leerlingen halen in korte tijd goede resultaten.
A
effectief
B
realistisch
C
experiment
D
onlangs

Slide 20 - Quiz

Hij staat een 10 voor Nederlands, zijn resultaten zijn ............
A
ophef
B
optimaal
C
theoretisch
D
de oppositie

Slide 21 - Quiz

Meer tips om woorden te onthouden
Tip 4: Leer in samenhang
Losse feiten onthoud je slecht. Leer woorden daarom in samenhang met andere woorden of in een logische context.
Tip 5: Leg uit aan anderen
Een woord uitleggen aan anderen helpt je om het woord en de betekenis beter te begrijpen en te onthouden.
Tip 6: Stel je iets voor
Beelden helpen je om te onthouden. Neem bij elk nieuw woord de tijd om voor jezelf een beeld te vormen.

Slide 22 - Diapositive

Meer tips om woorden te onthouden
Tip 7: Herhaal en spreek uit
Hardop leren helpt. Spreek de dingen die je moet leren uit. Op die manier werkt een groter deel van je hersenen mee bij het onthouden.
Herhaal nieuwe woorden minstens vijf keer. Bijvoorbeeld door ze uit te spreken of over te schrijven.
Tip 8: Schep de goede voorwaarden
Laat je niet afleiden. Ga je leren, schep dan de voorwaarden waardoor je geconcentreerd blijft. Leg bijvoorbeeld je telefoon weg. Leer 25 minuten en houd 5 minuten pauze. Tussen twee uur studie neem je een langere pauze van 15 tot 30 minuten.

Slide 23 - Diapositive

Werk voor deze les + huiswerk:
    Pak je VIP en noteer 
    Online, Hoofdstuk 2, Woorden 2.5,  opdracht 1 t/m 6 + 9
    + woorden en bijbehorende betekenissen leren
    - oefenen met de woordtrainer 


    Wat niet af is = huiswerk
    Klaar = oefenen met de woordtrainer


    timer
    25:00

    Slide 24 - Diapositive

    Lesdoel:
    Aan het einde van deze les:
    • kun je benoemen minimaal een tip om woorden te onthouden benoemen;

    • ken je de betekenis van minstens twee nieuwe woorden;
    • heb je geoefend met het toepassen van onthoudstrategieën;

    • heb je geoefend met de betekenis van de nieuwe (examen)woorden.

    Blauw = kennen = kennis = leren
    Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

    Slide 25 - Diapositive

    Noteer minstens een nieuwe tip om nieuwe woorden beter te onthouden.

    Slide 26 - Question ouverte

    Noteer twee nieuwe woorden met de betekenis erachter.

    Slide 27 - Question ouverte

    Ik kan minstens een tip om woorden te onthouden benoemen en en ik ken de betekenis van minstens twee nieuwe woorden benoemen.
    😒🙁😐🙂😃

    Slide 28 - Sondage

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Wat ga je daarvoor doen?

    Slide 29 - Question ouverte

    Feedback:
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders willen zien?

    Slide 30 - Question ouverte