Herhalingsles Les 69 & 70

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Welkom
Ga rustig zitten

Pak je spullen:
leesboek, kernboek en laptop

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Verzin zelf zoveel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden! Typ er minstens 5.

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Let op:
We schrijven bijvoeglijke naamwoorden altijd zo kort mogelijk op. 

 Niet de verkleedde man, maar --> de verklede man
Niet  de vergrootte foto, maar --> de vergrote foto


Slide 8 - Diapositive

Wat is een
bijvoeglijk naamwoord?
A
Dat zijn namen van mensen, dieren of dingen.
B
Dat zegt iets over zelfstandige naamwoorden.
C
Dat is een werkwoord.

Slide 9 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze

Slide 10 - Quiz

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 11 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
slimme
B
tante
C
onvergetelijke
D
logeerpartij

Slide 12 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord.
A
grote
B
brede
C
fietsten
D
gekke

Slide 13 - Quiz

Les 70
Persoonsvorm of voltooid deelwoord: 

Persoonsvorm: je maakt de zin vragend. 
Voltooid deelwoord: te herkennen aan ge, be, ver, her of ont. 

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd eindigt altijd met een -t. Het voltooid deelwoord eindigt vaak op een -d. 

Uitzondering: ik krijg nooit geen t (hee)
'je' achter de persoonsvorm krijgt ook nooit een t --> brand je niet!

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Wat is het rode woord?


Wie betaalt jouw telefoonabonnement?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 20 - Quiz

Wat is het rode woord?


Zijn onze drankjes betaald?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 21 - Quiz

Wat is het rode woord?


Zijn onze drankjes betaald?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 22 - Quiz

Wat is het rode woord?


Hij verandert niet snel van gedachten. 
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 23 - Quiz

Wat is het rode woord?


Het lesrooster is deze maand wel drie keer veranderd.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 24 - Quiz

Wat is het rode woord?


Het lesrooster is deze maand wel  drie keer veranderd.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 25 - Quiz

Wat is het rode woord?


Dat gelooft toch niemand.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 26 - Quiz

Wat is het rode woord?


Ik heb nooit in Sinterklaas geloofd
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 27 - Quiz

Wat is het rode woord?


Ik heb nooit in Sinterklaas geloofd. 
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 28 - Quiz

Als we eten gaan kopen, (betalen) mijn vader de kosten.
A
Betaalt
B
Betaald

Slide 29 - Quiz

De docent heeft altijd in het onschuld van de leerling (geloven).
A
Gelooft
B
Geloofd

Slide 30 - Quiz

Dat jij zo goed kan zingen, verbazen me!
A
Verbaast
B
Verbaasd

Slide 31 - Quiz

Toen ik ging studeren, ben ik (verhuizen) naar Dubai.
A
Verhuisd
B
Verhuist

Slide 32 - Quiz