Als mensen vanuit een verlichte ruimte naar een donkere ruimte gaan, passen hun ogen zich aan aan de geringe lichtintensiteit. Mensen die lijden aan nachtblindheid kunnen bij zo’n lage lichtintensiteit niets waarnemen. Hun staafjescellen werken niet.
In het volgende experiment werd een proefpersoon in een verder donkere ruimte geconfronteerd met een lichtbron waarvan de lichtintensiteit gevarieerd kon worden.
De proefpersoon wist niet van tevoren waar de lichtbron zich
bevond. De proefpersoon moest aangeven wanneer hij de
lichtbron kon waarnemen. In de grafiek in afbeelding hiernaast
worden de resultaten weergegeven. Op de x-as staat de tijd die
de proefpersoon nodig had voor hij de lichtbron waarnam.
Op de y-as staat de lichtintensiteit van de lichtbron in microlux.