oefen voor se 3

De volgende tekst is evolutionair niet juist opgesteld.
De ijsbeer paste zich aan aan zijn nieuwe, sneeuwrijke omgeving door zijn vacht wit te laten worden

Maak van de bovenstaande omschrijving een juist 'Darwin antwoord'.
1 / 39
suivant
Slide 1: Question ouverte
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

De volgende tekst is evolutionair niet juist opgesteld.
De ijsbeer paste zich aan aan zijn nieuwe, sneeuwrijke omgeving door zijn vacht wit te laten worden

Maak van de bovenstaande omschrijving een juist 'Darwin antwoord'.

Slide 1 - Question ouverte

BS4: Het juiste antwoord op een 'Darwinvraag'. Deze vier elementen zitten ALTIJD in je antwoord!!!
Een 'Darwinantwoord' bestaat altijd uit de volgende elementen
  • Benoem letterlijk: "Er is sprake van genetische diversiteit in de populatie" 
  • Beschrijf welk selectievoordeel sommige individuen (dan) hebben door selectiedruk
  • Benoem letterlijk: "Door onderlinge voorplanting wordt de gunstige eigenschap doorgegeven aan het nageslacht"

Gebruik nooit: "het organisme heeft zich aangepast" Dit is echt FOUT!

Sleutelwoorden in een Darwinantwoord: genetische variatie, selectiedruk, selectievoordeel, onderlinge voortplanting

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo


Als een arts de ziekte van Lyme vaststelt bij een patiënt schrijft de arts een antibioticum voor. Artsen zijn echter terughoudend in het voorschrijven van antibiotica. Door veelvuldig gebruik van antibiotica kunnen namelijk resistente bacteriestammen ontstaan. Je krijgt daarom niet bij iedere tekenbeet een antibioticum. 

Beredeneer hoe door het gebruik van een antibioticum een resistente
bacteriestam kan ontstaan. (2p)
Eindexamen 2021 !!!

Slide 4 - Question ouverte

Zijn de voorpoot van de krokodil en de vleugel van een mol homologe of analoge organen?
Zijn de voorpoot van de krokodil en de voorpoot van een mol homologe of analoge organen?
A
homoloog
B
analoog

Slide 5 - Quiz

Hersencentra

Als iemand niet-bestaande beelden ziet, spreekt men van hallucineren.
Waar zul je met een hersenscan grote elektrische activiteit vinden bij hallucineren?

A
In de grote hersenen
B
In de kleine hersenen
C
In de hersenstam
D
In de oogzenuw

Slide 6 - Quiz

Zijn de poten van insecten en de poten van zoogdieren homologe of analoge organen?
A
homologe organen
B
analoge organen

Slide 7 - Quiz

Neusverkouden

Een persoon is zwaar neusverkouden en kan daardoor niet goed proeven wat hij eet. Hij bedenkt hiervoor de volgende verklaringen:
1 De prikkeldrempel van de smaak- en reukreceptoren is door de verkoudheid sterk verlaagd.
2 De smaakreceptoren zijn door de verkoudheid met slijm bedekt.
3 De reukreceptoren functioneren niet goed doordat ze zijn bedekt met slijm

Welke van deze verklaringen is (zijn) juist?


A
Alleen verklaring 1
B
Alleen verklaring 3
C
De verklaringen 1 en 2
D
De verklaringen 1, 2 en 3

Slide 8 - Quiz

Plassen
Een Groningse arts deed onderzoek naar incontinentie. Hij ontdekte dat er in de hersenen drie centra bij het plassen zijn betrokken. Als bij een gezond persoon de blaas vol is, gaan er via het ruggenmerg impulsen naar de hersenen. In het Emotioneel Motorisch Centrum (EMC) wordt bepaald of het veilig is om te plassen. Is dat het geval, dan gaan er impulsen naar het Plascentrum (PC). Via het ruggenmerg wordt nu het plassen in gang gezet: de sluitspier van de blaas wordt ontspannen en de blaaswandspier aangespannen. Is de situatie onveilig, dan gaan er impulsen naar het Continentiecentrum (CC): de plas moet worden opgehouden. Als dat laatste centrum niet goed werkt, kan de plas niet worden opgehouden: er is sprake van incontinentie.
Hiernaast is een model geschetst van de drie centra EMC, PC en CC, de sluitspier, de blaaswandspier en de zintuigen in de blaas.De genummerde pijlen geven effecten aan: een + betekent een stimulerend effect, een – een remmend effect.

Slide 9 - Diapositive

Iemand plast op een 'veilige' plek. Geef in de goede volgorde aan:

a) de nummers van de banen die dan impulsen doorgeven van de zintuigen naar de sluitspier;
b) de nummers van de banen die impulsen doorgeven van de zintuigen naar de blaaswandspier.

Slide 10 - Question ouverte

Sleepvraag
 Er zijn verschillende wegen waarlangs stoffen de activiteit van cellen beïnvloeden. De afbeelding op de volgende slide is een schema van een van die wegen. Dit schema illustreert de werking van hypothalamus, hypofyse en eierstokken. De relatie tussen deze organen komt overeen met die in de afbeelding. In dit schema zijn hormonen en organen die de hormonen afscheiden met de cijfers 1 tot en met 6 aangegeven.
Geef van de volgende organen en hormonen aan bij welk cijfer in de afbeelding ze horen: eierstokken – FSH – FSH-RH – hypofyse-voorkwab – hypothalamus – oestrogeen (= oestron/oestradiol).

Sleep het hormoon of orgaan naar de juiste plek in de afbeelding.
(zie volgende slide)
Sleepvraag

Slide 11 - Diapositive

Hypothalamus
Hypofyse-voorkwab
Eierstokken
FSH-RH
Oestrogeen
FSH

Slide 12 - Question de remorquage

Kijken

Bij een mens gaan vanuit het netvlies zenuwvezels via de gezichtszenuw naar de hersenen.
Hoe lopen die vezels?

A
Van de rechterzijde van het rechteroog naar de linkerhersenhelft
B
Van de rechterzijde van het linkeroog naar de linkerhersenhelft.
C
Van de linkerzijde van het linkeroog naar de linkerhersenhelft.
D
Van de linkerzijde van het rechteroog naar de linkerhersenhelft.

Slide 13 - Quiz

Bril

De oogafwijking bijziendheid kan ontstaan doordat de oogbol te lang is. Deze afwijking kan worden gecorrigeerd door het gebruik van een bril.

Wat voor glazen moet deze bril bevatten?
A
Positieve glazen, zodat de lichtstralen worden gedivergeerd.
B
Positieve glazen, zodat de lichtstralen worden geconvergeerd.
C
Negatieve glazen, zodat de lichtstralen worden gedivergeerd.
D
Negatieve glazen, zodat de lichtstralen worden geconvergeerd.

Slide 14 - Quiz

Samentrekking

Spieren hebben de mogelijkheid zich meer of minder krachtig samen te trekken, afhankelijk van de benodigde beweging.

Waardoor kan de mate van samentrekking van spieren nauwkeurig worden gedoseerd?

A
Een spier verkort zich over een beperkte lengte doordat alle spiervezels van deze spier zich over die lengte samentrekken
B
Een spier verkort zich over een beperkte lengte doordat een aantal spiervezels van deze spier zich maximaal samentrekken en andere spiervezels zich in het geheel niet samentrekken.
C
Een spier verkort zich over een beperkte lengte afhankelijk van de hoeveelheid glucose die in die spier wordt verbrand.
D
Een spier verkort zich over een beperkte lengte afhankelijk van de hoeveelheid glycogeen die in deze spier is opgeslagen.

Slide 15 - Quiz

A dog called Wanda
In de negentiende eeuw werd het ziektebeeld acromegalie bij de mens beschreven. Bij dit ziektebeeld hoort onder andere het vrijkomen van grote hoeveelheden groeihormoon. Groeihormoon wordt door de hypofyse gemaakt. Kaken, handen en voeten worden door de hoge concentratie groeihormoon in het bloed sterk vergroot. Een tumor in de hypofyse kan dit ziektebeeld veroorzaken. In 1964 toonde de dierenarts Joannes Juda Groen aan dat dit ziektebeeld ook bij honden voorkomt. Hij beschreef de geschiedenis van een herdershond waarbij zich na een loopsheid diabetes (suikerziekte) had ontwikkeld. De hond had dikke poten en een kop met grote kaken.
Welke stof als gevolg van diabetes vond Groen in de urine van deze hond?
A
Glucagon
B
Glucose
C
Insuline
D
Ureum

Slide 16 - Quiz

In 1975 werd Wanda, een andere herdershond, de dierenkliniek binnengebracht. Zij had regelmatig hormooninjecties gekregen ter voorkoming van loopsheid. Dit hormoon uit de injecties remt, net als bij de mens, de ovulatie. Wanda was altijd gezond geweest, maar in het laatste jaar had ze langzamerhand acromegalie-verschijnselen ontwikkeld.

Welk hormoon, ter voorkoming van loopsheid, werd via de injecties aan Wanda toegediend?
A
FSH
B
LH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 17 - Quiz



Bij weer een andere hond werd een ontstoken baarmoeder geconstateerd en een verhoogde concentratie groeihormoon (zie 1 in de grafiek in). 
Vanwege deze gezondheidsklachten werden de ontstoken baarmoeder en de eierstokken verwijderd. De problemen waren met deze operatie niet geheel opgelost. Op een later tijdstip werden daarom ook alle melkklieren verwijderd (zie 2 in de grafiek). 
De klachten verminderden hierdoor. In het diagram is weergegeven hoe de concentratie groeihormoon in deze periode veranderde (tussen de tijdstippen 2 en 4). 
De horizontale lijn (zie 3 in grafiek) geeft de groeihormoonconcentratie bij gezonde dieren weer.
 Opmerkelijk was, dat de concentratie groeihormoon daalde tot onder de normale waarde (zie 4 in de grafiek).

Slide 18 - Diapositive


Geef een mogelijke verklaring voor dit effect.

Slide 19 - Question ouverte

Delen van het oog
Een oog van de mens bevat onder andere de volgende delen: glasachtig lichaam; hoornvlies; lens; oogkamervocht; vaatvlies.
Een lichtstraal bereikt het netvlies.

Zet de bovengenoemde delen van het oog, waar deze lichtstraal achtereenvolgens doorheen gaat, in de juiste volgorde van 1 (start) tot 5 (einde):

Slide 20 - Question ouverte

Lees eerst onderstaande tekst
Restless Legs Syndroom belast hart en bloedvaten

Het Restless Legs Syndroom (RLS) is een aandoening van het zenuwstelsel. Het kenmerkt zich door een irriterend, branderig gevoel ‒ alsof er insecten rondkruipen ‒ diep in de kuiten, soms beurtelings, soms in beide kuiten tegelijk. Het vervelende, maar meestal niet pijnlijke gevoel in de benen, zorgt voor een onweerstaanbare drang tot bewegen. Het vermoeden bestaat dat de symptomen worden veroorzaakt door een verstoorde werking van bepaalde neuronen in dat deel van de hersenen waar de spierbewegingen worden bestuurd. Deze cellen maken de neurotransmitter dopamine aan, een stof die een belangrijke rol speelt in het doorgeven van impulsen van de ene hersencel naar de andere. Bij mensen met het RLS kan de bloeddruk tijdens nachtelijke aanvallen van bewegingsdrang 10 tot 40 mm Hg stijgen. Volgens slaaponderzoekers kunnen hart en bloedvaten hierdoor overbelast raken.

Slide 21 - Diapositive

Het vermoeden bestaat, dat de symptomen worden veroorzaakt door een verstoorde werking van bepaalde neuronen in een deel van de hersenen.

Welke cellen vertonen deze verstoorde werking?
A
Motorische neuronen
B
Schakelneuronen
C
Sensorische neuronen

Slide 22 - Quiz

Ruggenmerg

In afbeelding hiernaast zie je een doorsnede van het ruggenmerg.

Bij welk punt komt een impuls die ontstaat in een spierspoeltje van de rechterbiceps aan in het ruggenmerg?

A
Bij punt 1
B
Bij punt 2
C
Bij punt 3
D
Bij punt 4

Slide 23 - Quiz

Ruggenmerg
In afbeelding is een dwarsdoorsnede van het ruggenmerg met aansluitende zenuwen schematisch getekend.
Bij iemand is een zenuw aangetast waardoor deze persoon zijn linkerwijsvinger niet meer kan bewegen. Deze persoon heeft nog wel gevoel in die vinger

Op welke van de genummerde plaatsen kan de zenuw zijn aangetast?
A
Op plaats 1
B
Op plaats 2
C
Op plaats 3
D
Op plaats 4

Slide 24 - Quiz

De chemie van de liefde

Bij verliefdheid spreekt men vaak over 'vlinders in je buik'. Men heeft ontdekt dat dit 'kriebelige' gevoel van euforie en opwinding ontstaat door een stof: PEA (phenylethylamine). Deze stof komt bij verliefdheid vrij in de hersenen.

Als mensen vrijen, komen er stoffen als dopamine en adrenaline vrij.
Welk effect veroorzaakt adrenaline tijdens het vrijen?

A
Grotere gevoeligheid van de huidzintuigen
B
Opwekken van het lustgevoel.
C
Sneller kloppen van het hart.

Slide 25 - Quiz

Een bijzonder hormoon is oxytocine. Het speelt een rol bij de bevalling en regelt de melkafgifte in de borsten. Het is ook betrokken bij het vrijen; door seksuele opwinding neemt de concentratie van oxytocine toe. Op zijn beurt stimuleert dit hormoon weer de seksuele opwinding.

Hoe noemt men een dergelijke relatie tussen seksuele opwinding en de concentratie van oxytocine?
A
Antagonisme
B
Homeostase
C
Negatieve terugkoppeling
D
Positieve terugkoppeling

Slide 26 - Quiz

Krekels
  
Onderzoek aan zenuwcellen van krekels laat zien dat het patroon dat wordt gezongen op een andere plaats in het zenuwstelsel wordt opgewekt (P) dan waar het soorteigen zangpatroon wordt herkend (Q) (zie afbeelding). In het eerste geval gaat het om groepen zenuwcellen die spieren aansturen, en in het tweede geval om groepen zenuwcellen waar informatie van de zintuigcellen wordt verwerkt.

 
Welk type zenuwcellen kun je, op basis van de gegeven
informatie, bij P zeker verwachten?  
Welk type zeker bij Q?

Sleepvraag
P
Q
Motorische
Motorische
Sensorische
Sensorische

Slide 27 - Question de remorquage

Verschillende oogafwijkingen

Een bepaalde oogafwijking wordt veroorzaakt doordat de impulsen vanaf het netvlies niet of niet goed worden doorgegeven naar het gezichtscentrum in de grote hersenen.
In de linker afbeelding zie je de hersenen en de impulsbanen die van het netvlies via de oogzenuw naar de hersenen verlopen. Rechts en links zijn aangegeven met R en L

Bij een persoon is de oogzenuw op plaats Z onderbroken. Hierdoor ziet hij bepaalde delen van zijn omgeving niet. De gebieden van het gezichtsveld van het linker- en van het rechteroog die hij ten gevolge van deze uitval niet kan waarnemen, worden in de rechter afbeelding met zwart aangegeven, delen van de omgeving die hij nog wél kan zien zijn met wit aangegeven.

Slide 28 - Diapositive

Bekijk de rechter afbeelding op de vorige slide.

Welk uitvalsverschijnsel is het gevolg van de onderbreking bij Z op de linker afbeelding:

Uitvalverschijnsel P, Q, R, S, T of U?
Schrijf alleen de letter op

Slide 29 - Question ouverte

Lees onderstaande tekst
Als mensen vanuit een verlichte ruimte naar een donkere ruimte gaan, passen hun ogen zich aan aan de geringe lichtintensiteit. Mensen die lijden aan nachtblindheid kunnen bij zo’n lage lichtintensiteit niets waarnemen. Hun staafjescellen werken niet.
 In het volgende experiment werd een proefpersoon in een verder donkere ruimte geconfronteerd met een lichtbron waarvan de lichtintensiteit gevarieerd kon worden.

De proefpersoon wist niet van tevoren waar de lichtbron zich
bevond. De proefpersoon moest aangeven wanneer hij de
lichtbron kon waarnemen. In de grafiek in afbeelding hiernaast
worden de resultaten weergegeven. Op de x-as staat de tijd die
de proefpersoon nodig had voor hij de lichtbron waarnam.
Op de y-as staat de lichtintensiteit van de lichtbron in microlux.

Slide 30 - Diapositive


Waardoor loopt de grafiek voor de nachtblinde en de normaal ziende persoon tot aan S gelijk?
A
Lichtintensiteiten tussen 10 000 en 1000 microlux worden door beiden niet als verschillend waargenomen.
B
Lichtintensiteiten tussen 10 000 en 1000 microlux worden door de nachtblinde niet als verschil waargenomen.
C
Tussen 10 000 en 1000 microlux gebruiken beiden hun kegeltjes.
D
Tussen 10 000 en 1000 microlux kunnen bij beiden de staafjes nog wel functioneren.

Slide 31 - Quiz


Tijdens het experiment zegt een proefpersoon na twintig minuten dat hij de lichtbron waarneemt.

Geef aan, op grond van de grafiek in afbeelding van de vorige vraag,
– of de proefpersoon nachtblind is of niet, en
– wat de lichtintensiteit van de lichtbron is.

A
De proefpersoon is nachtblind en de lichtbron heeft een lichtintensiteit van circa 1000 microlux.
B
De proefpersoon is niet nachtblind en de lichtbron heeft een lichtintensiteit van circa 1000 microlux.
C
De proefpersoon is nachtblind en de lichtbron heeft een lichtintensiteit van circa 10 microlux.
D
De proefpersoon is niet nachtblind en de lichtbron heeft een lichtintensiteit van circa 10 microlux.

Slide 32 - Quiz

Reflexen
Hieronder staan vier beweringen over reflexbewegingen.
1 Impulsen voor reflexbewegingen verlopen altijd via het ruggenmerg.
2 Een bepaalde reflexbeweging komt meestal sneller tot stand dan dezelfde gewilde beweging.
3 Reflexbewegingen kunnen niet worden onderdrukt.
4 Reflexbewegingen komen tot stand voordat of zonder dat het individu zich van de prikkel bewust wordt.

Welke beweringen zijn juist?

A
Alleen de beweringen 1 en 3.
B
Alleen de beweringen 2 en 4.
C
Alleen de beweringen 1, 2 en 3.
D
Alleen de beweringen 2, 3 en 4.

Slide 33 - Quiz

Zwervende zenuw

De zwervende zenuw (nervus vagus) is een belangrijke zenuw van het parasympatische zenuwstelsel.
Als hij wordt doorgesneden, wat is dan het gevolg?

A
Het hart klopt niet meer.
B
Het middenrif raakt verlamd.
C
De afscheiding van adrenaline stopt.
D
De darmperistaltiek wordt afgeremd.

Slide 34 - Quiz

Patiënten
Vier patiënten met uitsluitend een afwijking in het zenuwstelsel vertonen de volgende ziektebeelden:
– Patiënt 1: de pupil verandert niet van grootte bij toename van de hoeveelheid van invallend licht.
– Patiënt 2: de kniepeesreflex kan niet plaatsvinden.
– Patiënt 3: er is een spraakstoornis.
– Patiënt 4: er is een stoornis in de regulatie van de rustige ademhalingsbewegingen.

Bij welke patiënt is waarschijnlijk sprake van een storing in een motorisch centrum van de hersenschors?
A
Bij patiënt 1.
B
Bij patiënt 2.
C
Bij patiënt 3.
D
Bij patiënt 4.

Slide 35 - Quiz

Lees onderstaande bron

Buiktriller 

 Als spieren slapper worden, is dat meestal het eerst zichtbaar in de buikstreek. Aan het verslappen van de buikspieren is een halt toe te roepen met gymnastiekoefeningen zoals sit-ups (zie afbeelding14). Die zijn tijdrovend en vereisen discipline.
 Elektrische spierstimulatie is het alternatief, stelt het Ierse bedrijf Slendertone. Slendertone heeft de Flex ontworpen. Dat is een batterij aan een riem met aan de binnenkant drie elektroden. Op die elektroden zit een plakkerige substantie voor de stroomgeleiding. Via die elektroden worden stroomstootjes naar de onderliggende spieren gestuurd die zich daardoor samentrekken.
 Volgens Slendertone is al na vier tot acht weken resultaat merkbaar. 
'De buik wordt platter en steviger zonder gewichtsverlies.' 
Twee tot drie maal per week een sessie van een half uurtje wordt 
aangeraden. Terwijl je de riem om hebt, kun je intussen wat anders 
doen. 'Met de Flex kun je een platte en stevige buik krijgen, terwijl 
je tv kijkt.'
 Naar: de Volkskrant, 29-04-2000.

Slide 36 - Diapositive

Waarmee kun je, gelet op de functie, een elektrode van de Flex het beste vergelijken?


A
Met een synaps
B
Met een zenuwcellichaam
C
Met een zenuwceluitloper

Slide 37 - Quiz

Na een stroomstootje trekken de spieren zich een tijdje samen waarna ze vervolgens weer ontspannen. De sterkte van de stroomstoot is te regelen.
Stel dat in situatie 1 een spier niet maximaal is samengetrokken. Vervolgens wordt de sterkte van de stroomstoot zodanig opgevoerd dat de spier maximaal samentrekt (situatie 2).
Door welke verandering in de spier wordt het verschil tussen situatie 1 en situatie 2 veroorzaakt?


A
In situatie 1 zijn alle spiervezels van de spier gedeeltelijk samengetrokken en in situatie 2 zijn ze volledig samengetrokken.
B
In situatie 1 is een beperkt aantal van de spiervezels samengetrokken en in situatie 2 zijn alle spiervezels van de spier maximaal samengetrokken.
C
In situatie 1 zijn er meer actine- dan myosinefilamenten en in situatie 2 meer myosine- dan actinefilamenten in de spier aanwezig

Slide 38 - Quiz

Kijken

Cato kijkt in een donkere ruimte naar een brandende kaars die vanaf 15 cm vanaf haar ogen geleidelijk wordt verplaatst naar een afstand van 2 m. Zij blijft de kaars scherp zien.
Zal hierbij de kringspier in haar iris zich samentrekken of zich ontspannen? En de accommodatiespier?

De Kringspier in de iris............................ en de accommodatiespier................................................

A
ontspant zich ontspant zich
B
ontspant zich trekt zich samen
C
trekt zich samen ontspant zich
D
trekt zich samen trekt zich samen

Slide 39 - Quiz