K7 Wohnen Persoonlijk vnw woord 1e en 4e naamval

Kapitel 7 Wohnen
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Kapitel 7 Wohnen

Slide 1 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord in de 1e en 4e naamval
> Persoonlijk voornaamwoord

Slide 2 - Diapositive

Wat leer je vandaag?
1. Je kent de persoonlijke voornaamwoorden in de eerste naamval.
2. Je weet hoe je de 4e naamval vindt.
3. Je kent de persoonlijke voornaamwoorden in de 4e naamval.

4.


Slide 3 - Diapositive

Welke
PERSOONlijke voornaamwoorden
in het Duits ken je?
Antwoord elke keer met één woord.

Slide 4 - Carte mentale

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Welke vraag stel je als je het onderwerp wilt weten?
A
Wat + gezegde + onderwerp
B
Wie/wat + gezegde
C
Aan/voor wie + gezegde + onderwerp

Slide 9 - Quiz

Welke vraag stel je als je het lijdend voorwerp wilt weten?
A
wie / wat + gezegde + onderwerp
B
Wie/wat + gezegde
C
Aan/voor wie + gezegde + onderwerp

Slide 10 - Quiz

Welke naamval is het onderwerp?
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e

Slide 11 - Quiz

4e naamval is......
A
Onderwerp
B
Lijdende vorm
C
Meewerkende vorm

Slide 12 - Quiz

Wat vul je in?
De leraar ziet de leerling...
A
Hij ziet ik
B
Hem ziet hem
C
Hij ziet hem

Slide 13 - Quiz

Wat vul je in?
Der Lehrer sieht ...... (hem)
A
er
B
him
C
ihn

Slide 14 - Quiz

(Ich) habe morgen Geburtstag.
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp

Slide 15 - Quiz

Wat vul je in?
Ken jij mij?
A
Kennt ihr mich?
B
Kennt er dich?
C
Kennst du ich?
D
Kennst du mich?

Slide 16 - Quiz

Hoe vertaal je de zin?
Ist das Zimmer für mich?
A
Is de kamer voor mij?
B
Is de kamer van mij?

Slide 17 - Quiz

Wir spielen morgen gegen euch.
Wat betekent gegen euch?
A
met jou
B
tegen jullie
C
zonder jullie
D
tegen hen

Slide 18 - Quiz

Vertaal de zin.
Für wen ist das Geschenk?
A
Van wie is het cadeau?
B
Voor wie is het cadeau

Slide 19 - Quiz

1/4
(Ik) ... lade Anna auch ein.

Slide 20 - Question ouverte

2/4
Wartest ... (jij) schon lange?

Slide 21 - Question ouverte

3/4
Fahrt ... (jullie) immer zusammen?

Slide 22 - Question ouverte

4/4
Herr Ober, ... (wij) warten schon eine halbe Stunde.

Slide 23 - Question ouverte

kies het juiste persoonlijk vnw:

Warum hat ___ mich nicht eingeladen. (=uitgenodigd)
A
er
B
ihn

Slide 24 - Quiz

Evaluatie
- Je kent  de persoonlijke vnmw ?
- Je weet of het een onderwerp of een lijdend voorwerp is
Je weet dat het onderwerp de 1e naamval is.
Je weet dat het lijdend voorwerp de 4de naamval is  

Slide 25 - Diapositive

Habt ihr noch Fragen?

Slide 26 - Diapositive

Grammatik
*je kunt het persoonlijk voornaamwoord in de 1e en 4de naamval gebruiken

Aufgaben: 17 - 26 (Textbuch, S. 42 -47)

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive