week 2 les 1

Typ het woord dat je hoort
1 / 29
suivant
Slide 1: Question ouverte
SpellingBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Typ het woord dat je hoort

Slide 1 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort

Slide 2 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort

Slide 3 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort

Slide 4 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort

Slide 5 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort

Slide 6 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort

Slide 7 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort

Slide 8 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort

Slide 9 - Question ouverte

jullie sjezen
A
tt
B
vt
C
vd

Slide 10 - Quiz

jullie sjezen
v.t. jullie............

Slide 11 - Question ouverte

jullie sjezen
v.d. jullie hebben............

Slide 12 - Question ouverte

jullie sjezen
A
1e persoon
B
2e persoon
C
3e persoon

Slide 13 - Quiz

jij hebt verbreed
A
tt
B
vt
C
vd

Slide 14 - Quiz

jij hebt verbreed
t.t. jij .........

Slide 15 - Question ouverte

jij hebt verbreed
v.t. jij .........

Slide 16 - Question ouverte

jij hebt verbreed

A
1e persoon
B
2e persoon
C
3e persoon

Slide 17 - Quiz

bereidde hij zich voor?
A
tt
B
vt
C
vd

Slide 18 - Quiz

bereidde hij zich voor?
t.t....................hij zich voor

Slide 19 - Question ouverte

bereidde hij zich voor?
v.d.heeft hij zich.....

Slide 20 - Question ouverte

bereidde hij zich voor?
A
1e
B
2e
C
3e

Slide 21 - Quiz

beloven
t.t.Hij.............veel, maar doet weinig.

Slide 22 - Question ouverte

verlopen
t.t. Als alles naar wens......, mag mijn moeder morgen naar huis.

Slide 23 - Question ouverte

bieden
Vroeger..........dat tijdschrift veel leesplezier.

Slide 24 - Question ouverte

betalen
v.t. Wie.........de consumpties?

Slide 25 - Question ouverte

wachten
Hebben jullie lang op mij.........

Slide 26 - Question ouverte

witten
De schilder heeft de kelder al..........

Slide 27 - Question ouverte

witten
De..........zolder.

Slide 28 - Question ouverte

verlaten
Het..............hondje.

Slide 29 - Question ouverte