Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
2.4 Atoombouw
Slide 1 - Diapositive
Atoommodel
Slide 2 - Diapositive
Rutherford
Atoommodel Rutherford (1911):
Een atoom bestaat uit:
Protonen (kern => +)
Neutronen (kern => neutraal)
Elektronen (wolk => -)
Slide 3 - Diapositive
Alle atomen bevatten dus dezelfde deeltjes (p+, e- en n). Hoe kan het dan dat er toch verschillende atomen zijn?
Slide 4 - Diapositive
Atoomnummer
Het atoomnummer is gelijk aan het aantal protonen in de kern van het atoom. Alle atomen van dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer.
atoomnummer = aantal protonen
aantal elektronen = aantal protonen (geen lading)
massagetal = aantal protonen + aantal neutronen
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Onthouden:
Het aantal elektronen is gelijk aan het aantal protonen
Het atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
Het massagetal = aantal protonen + neutronen
lading proton = +1e
lading elektron = -1e
lading neutron = 0
Slide 7 - Diapositive
Voorbeeld
Hoeveel protonen, elektronen en neutronen bevat een Cl-37 atoom?
protonen = atoomnummer
Cl heeft atoomnummer 17
dus 17 protonen
ook 17 elektronen
neutronen = massagetal - protonen
massagetal = 37
dus 37-17 = 20 neutronen
Slide 8 - Diapositive
Een zuurstofatoom met massagetal 16. Hoeveel protonen bevat dit atoom?
A
16
B
8
C
6
D
32
Slide 9 - Quiz
Een zuurstofatoom met massagetal 16. Hoeveel elektronen bevat dit atoom?
A
16
B
8
C
6
D
32
Slide 10 - Quiz
Een zuurstofatoom met massagetal 16. Hoeveel neutronen bevat dit atoom?
A
16
B
8
C
6
D
32
Slide 11 - Quiz
Een bepaald atoom bevat 15 protonen. Welk atoom is dit?
A
stikstof
B
zuurstof
C
fosfor
D
chloor
Slide 12 - Quiz
Een bepaald chloor atoom bevat 20 neutronen. Wat is het massagetal?
A
17
B
18
C
35
D
37
Slide 13 - Quiz
2.4 deel 2
Isotopen en Relatieve atoomassa
Slide 14 - Diapositive
Het element met atoomnummer 11 is natrium
A
ja
B
nee
Slide 15 - Quiz
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34
Slide 16 - Quiz
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel elektronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34
Slide 17 - Quiz
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel neutronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
24
Slide 18 - Quiz
Waar vind je de neutronen en waar zijn ze gelijk aan?
A
Rond de kern, gelijk aan de massagetal
B
In de kern, gelijk aan de massagetal
C
Rond de kern, gelijk aan(massagetal - atoomnummer)
D
In de kern, gelijk aan
(massagetal -
atoomnummer)
Slide 19 - Quiz
Als er een neutron bij komt dan
A
Wordt het atoom nummer hoger
B
Wordt het atoomnummer lager
C
Wordt het massagetal hoger
D
Wordt het massagetal lager
Slide 20 - Quiz
Sommige deeltjes hebben evenveel protonen (en elektronen), maar een ander aantal neutronen.
Dit zijn ISOTOPEN.
Slide 21 - Diapositive
Isotopen
Meesteelementen hebben meerdere isotopen. Isotopen zijn atomen met hetzelfde aantal protonen in de kern, maar een ander aantal neutronen. Isotopen hebben dus hetzelfde atoomnummer, maar een andere massa.
Slide 22 - Diapositive
Isotopen
Slide 23 - Diapositive
Gemiddelde atoommassa
Hoe komen ze nu aan die atoommassa?
Zie tabel 25 (Isotopen)
De atoommassa in periodiek systeem is de gemiddelde massa van de isotopen
Slide 24 - Diapositive
Voorbeeld. Gemiddelde atoommassa van magnesium
(78,99 x 23,98504) + (10,00 x 24,98584) + (11,01 x 25,98259) / 100
= 24,30505026 = 24,31 u
Slide 25 - Diapositive
Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom,
andere massa
B
Ander atoom,
zelfde massa
C
Zelfde atoom,
ander atoomnummer
D
Ander atoom,
zelfde atoomnummer
Slide 26 - Quiz
Hebben isotopen verschillende chemische eigenschappen?
A
Ja
B
Nee
Slide 27 - Quiz
Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen
Slide 28 - Quiz
N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen. C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen. N-14 en C-14 zijn isotopen