persoonlijk vnw en 3e naamval

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Gutenmorgen!

Heute gehen wir...

die Grammatik wiederholen.

Du kannst die Endungen der Prateritum schreiben

Du kannst den Dritten Fall deuten

Wiederholung

TB Seite 46 und 54

vt - fotografieren
ich .... deine Mutter.

1. fotografierte
2. fotografiertete
3. fotografiertest
4. fotografiertetest

vt- verkaufen
Wir .... das Auto

1. verkaufen
2. verkauften
3. verkaufteten
4. verkochten

vt- melden
Der Soldat ... sich beim General.

1. meldet
2. meldete
3. meldetet
4. meldt

vt- antworten
Ihr ... die Fragen sehr gut.

1. antworten
2. antwortete
3. antwortet
4. antwortetet

Welke pers vnw ken je?

Pers. vnw 3e naamval

Pers. vnw

ik, jij, hij, zij, wij, jullie, zij, u (als onderwerp, 1e naamval)

mij, me, jou je, u, hem haar, het ,ons, jullie, je, u ,hen, hun ,ze        (als lv en mv vorm voorkomen)

Ik heb haar dat gegeven.

Jullie geven het aan hem

De  3e naamval

Ich schicke meinem Vater Blume. Ich schicke .... Blume

Ich habe es deiner  Freundin gesagt. Ich habe es ..... gesagt.

Welk zinsdeel is de 3e naamval?

Bij welke voorzetsels krijg ik de 3e naamval?

1. mit,nach,bei seit, von, zu ,aus
2. durch,für, ohne, um, bis entlang, gegen

Wanneer 3e naamval?

Wanneer?

-als het meewerkend voorwerp is

-als het vooraf gegaan wordt door de vz:

mit, nach, bei, seit, von, zu, aus

het meewerkend vw. (3e naamval)

Je kunt "aan" of "voor"

vóór het zinsdeel zetten.

bijv

Ik geef mijn moeder bloemen.

"mijn moeder" is het meew. vw

Je kunt zeggen "aan" mijn moeder.

ich

du

er

wir

Sie

Sie

uns

ihm

dir

mir

De  3e naamval

Ich schicke meinem Vater Blume. Ich schicke .... Blume

Ich habe es deiner  Freundin gesagt. Ich habe es ..... gesagt.

ich

du

er

wir

Sie

Sie

uns

ihm

dir

mir

Ich gehe mit .... (hem) ins Kino

1. ihn
2. er
3. du
4. ihm

Ich komme gleich zu ....... (jou)

1. dir
2. dich
3. mir
4. du

Ich habe es bei ..... (jullie) zu Hause liegen lassen.

1. keuch
2. sie
3. ihr
4. euch

Stappen

Lees de zin!

wat is het onderwerp? -> 1e naamval

wat is het lv? -> 4e naamval

wat is het mv? ->  3e naamval

voorzetsels?       -> 3e of 4e naamval toepassen

Denk aan het geslacht!!

das Mädchen (o) => es dus geen sie!!

noch mehr üben

Maak de zinnen!

verleden tijd oefenen

pers vnw oefenen

oefen met voorzetsels 3e

Aufgaben 

Ihr macht die aufgaben: 

54, 55, 56, 58, 60, 62, 64

und krontolliert sie!

Ich habe es ...... (haar) gegeben.

Ich schicke ...... (jou) ein Foto.

ich habe das mit ..... (hem) gemacht.

ich habe das ..... (haar) geschenkt

Noem 3 vz en 3 pers vnw
van de 3e naamval in het Duits

Huiswerk